Het inwoneraantal in Nederland groeit nog steeds, zij het langzaam. In 2020 kwamen er 63.000 inwoners bij. En iedereen heeft een dak boven zijn hoofd nodig. Het is lastig te voorspellen met hoeveel Nederlanders we in 2050 zullen zijn. Schattingen van het CBS lopen uiteen van 17,1 tot 21,1 miljoen. En dat ten opzichte van de 17,5 miljoen Nederlanders met wie we nu zijn. “De onzekerheden zijn groot”, zegt hoogleraar aan de TU Delft en woningmarktdeskundige Peter Boelhouwer. “We weten niet of we veel te maken zullen hebben met arbeidsmigratie, misschien komen er meer vluchtelingen vanwege klimaatverandering. En aan de andere kant hebben we te maken met gezinsverdunning en de vergrijzing, wat ervoor zorgt dat de huishoudens gemiddeld kleiner worden.”
Zo bestaat een gemiddeld huishouden nu uit 2,1 persoon, en gaat dat getal waarschijnlijk zakken naar 2. Ook daarom hebben we al meer woningen nodig. “Eén miljoen is wel een reëel getal,” zegt Boelhouwer. “Maar die woningen hoeven niet allemaal nieuw te worden gebouwd.” Volgens de woningmarktexpert moeten we beter kijken naar wat we al hebben, want overal in Nederland staan panden leeg. Kantoorpanden, winkelpanden, kerken, en wat te denken van de enorme huizen waar mensen ook nog al eens alleen wonen? “Corporaties proberen dat op te lossen door doorstroommakelaars in te zetten. Die sporen de huurder aan te verhuizen naar een kleiner appartement, bijvoorbeeld door huurkorting te geven. In Engeland laten ze gezinnen die kleiner zijn geworden omdat de kinderen uit huis zijn gegaan, meer betalen als ze hetzelfde aantal kamers willen behouden.” Maar dat is lastiger in de vrije sector, erkent Boelhouwer.
Samenwonen belonen
“We moeten vanuit duurzaamheidsperspectief vooral kijken naar wat we níét hoeven te bouwen”, zegt Jan Willem van de Groep, een ondernemer die zich richt op innovaties in de bouw- en woningcorporatiesector. “De helft van die opgave van één miljoen kunnen we zeker realiseren zonder dat we in het groen hoeven te bouwen. Alleen ontbreken de prikkels om dat te stimuleren.” Volgens Van de Groep wordt samenwonen in Nederland afgestraft en wordt juist alleen-wonen beloond. “In het eerste geval gaat de AOW omlaag en zodra je inwonende kind achttien is geworden, wordt de huursubsidie gekort. We moeten het juist financieel interessanter maken om samen te wonen, met één of meerdere personen.” Het zou mooi zijn als iemand die in zijn eentje 150 vierkante meter bewoont gemakkelijker een kamer in zijn huis kan verhuren, zonder dat het invloed heeft op zijn AOW. “Dan gaan we weer terug naar de tijd van de hospita’s”, zegt Van de Groep lachend. “Maar denk ook aan het splitsen van je huis. Nu is dat een doodzonde om te doen en daarom enorm lastig. “We moeten nodig alle regels voor samenwonen overboord gooien.”
“Dat we een probleem hebben, daar zijn we het over eens”, zegt directeur Fred Schoorl van de branchevereniging voor Nederlandse architectenbureaus (BNA). “Maar bij het getal van één miljoen heb ik mijn vraagtekens. Het is een marketinggetal voor bijbouwen. Dat is fijn voor alle ontwikkelaars en anderen die daar belang bij hebben, maar volgens mij moeten we ons richten op hergebruik en bestaande voorraad.” Volgens Schoorl zitten we opgescheept met een woonvoorraad gebaseerd op de twintigste eeuw, waarin het gezin centraal stond, maar vraagt de huidige tijd om heel andere woonvormen. “Denk aan woongroepen waar bijvoorbeeld ouderen bij elkaar wonen. Maar er is niet één antwoord op de vraag.”
Minister voor wonen
Woningbouw heeft alle kabinetten beziggehouden, tot in 2007 onder het kabinet Balkenende het idee ontstond dat Nederland “af” was. Dit leidde ertoe dat tien jaar later de laatste minister van wonen, Stef Blok, zijn eigen ministerie opdoekte omdat de woningmarkt zichzelf wel kon reguleren. Een slechte ontwikkeling, vindt Boelhouwer. “De samenleving is te veel overgeleverd aan de marktwerking. Er zou een minister van ruimtelijke ordening moeten komen die de regie weer in handen neemt en diverse beleidsterreinen coördineert.”
Architect Schoorl gaat nog wat verder. “Verleg de focus van een ministerie voor alleen ‘wonen’, naar focus op de drie dingen waar het invloed op heeft: klimaat, infrastructuur en woonplezier.” Van de Groep is het daarmee eens, en pleit ook voor een programmatische aanpak in plaats van een minister. “Ik denk dat poppetjes ergens neerzetten niet de oplossing is. Alle vraagstukken van deze tijd raken meerdere ministeries, maar juist daarom kost het enorm veel moeite om iets erdoor heen te krijgen.” Het geld moet immers van verschillende ministeries komen, en ze moeten allemaal het nut ervan inzien.
“We moeten vanuit duurzaamheid vooral kijken naar wat we niet hoeven te bouwen”
Jan Willem van de Groep
Bouwen met duurzame materialen
En als we dan bouwen, laten we dat dan zo duurzaam mogelijk doen, vindt Van de Groep. Hij houdt zich bezig met biobased bouwen, en zet daarvoor een project op voor het ministerie van Landbouw. Onder biobased vallen alle duurzame grondstoffen die het ook prima doen als bouwmateriaal. Denk bijvoorbeeld aan lisdodde of hennep. Maar omdat er nog niet zoveel aanbod is, zijn deze materialen vaak wat duurder. “Het wordt al wel verbouwd, maar is nog heel erg niche. Terwijl door lisdoddeteelt bijvoorbeeld de waterstand in veenweidegebieden kan verhogen, waardoor er geen CO2 meer ontsnapt aan de bodem en er koolstof zit opgeslagen in het materiaal.” Volgens Van de Groep scheelt het veel uitstoot als we overstappen op biobased materialen. “Teeltgewassen en reststromen slaan drie keer meer CO2 op per hectare dan een bos, en die bouwmaterialen inclusief hout verdringen materialen die CO2 intensief zijn, zoals beton en staal. Ondertussen moet de veestapel omlaag, en zoeken boeren nieuwe verdienmodellen, zoals gewassen telen voor de bouw. Kortom, het is driedubbel winst.”
Om het gebruik van duurzame grondstoffen te stimuleren, bouwt Van de Groep ketens die boeren de zekerheid geven dat er afname is, en de bouw garandeert dat er genoeg aanbod is van de materialen. Het is pionieren met veel uitdagingen. “Je wilt niet weten wat je allemaal moet doen voor je een product mag gebruiken in de bouwsector. Je bent aan veel regels gebonden.”
Volgens Schoorl zijn architecten heel geïnteresseerd in biobased-materialen. “De meeste partijen kiezen vooral materialen vanwege wat er rechtsonder in de Excel-tabel staat (de prijs, red.) in plaats van perspectieven op de langere termijn. Terwijl dat laatste juist heel erg nodig is.” Hij denkt wel dat architecten daarin vooroplopen, zowel biobased als energieneutraal. “Ze staan aan de voorkant van de ontwikkelingen, en hebben het perspectief van de opdrachtgever, gebruiker, maar ook aannemers, adviseurs en beleggers. En vooral die laatste groep hecht steeds meer waarde aan duurzaamheid. Je wilt immers niet dat je gebouw onder water komt te staan.”
Visie
En om ervoor te zorgen dat Nederland straks niet onder water komt te staan, is actie nodig. En snel een beetje. “Het is nuttig om te durven denken aan een Nederland over honderd jaar, als je ook durft actie te ondernemen binnen de komende tien jaar”, zegt Schoorl. Want als we in 2050 klimaatneutraal willen zijn, moeten we nodig versnellen, vindt ook Van de Groep. “Een goed perspectief voor het komende decennium is essentieel. Het doel moet daarom zijn om in 2030 al naar netto nul uitstoot te gaan, anders hebben we straks al veel te veel CO2 budgetten opgemaakt.”
Daarbij ziet Van de Groep een glansrol voor bouwen met duurzame grondstoffen. “Dat gaat de markt ook beseffen, zodat we in 2030 voor 70 tot 80 procent van de woningen met biobased materialen zijn gebouwd. Prijstechnisch kan het uit, zéker als je waarde gaat toekennen aan CO2 opslag.” En naast anders bouwen, zullen we ook anders gaan wonen denkt Boelhouwer. Volgens de woningmarktexpert wonen er in 2050 veel mensen in micro-appartementen met gemeenschappelijke voorzieningen. Ideaal voor de jongeren die net beginnen met werken, het segment is tussen de studentenkamer en zelfstandig wonen, dat nu nog door de markt wordt opgevangen. En daar wordt volgens Boelhouwer grof geld aan verdiend. “Dat moet daarom gereguleerd worden.” Bovendien hoeven we tegen die tijd niet allemaal hutjemutje op elkaar te wonen in de Randstad. Met openbaar vervoer dat goed en snel werkt, kunnen we de druk over het hele land spreiden. De grootste opgave is om meer geclusterde woonvormen voor ouderen te ontwikkelen. Daarmee wordt in de toenemende vraag van ouderen voorzien, kan er voor besparing in de zorg worden gerealiseerd en ontstaat er doorstroming op de woningmarkt. En dan hebben we nog een flexibele schil van huizen die neer kunnen worden gezet als er vraag naar is, en weer weg kunnen worden gehaald als die vraag opdroogt.
Maar om daar te komen, moeten ze in Den Haag nu de juiste beslissingen nemen, vindt Boelhouwer. “De tijd dringt. We moeten accepteren dat er de komende drie jaar een forse woningvraag op ons afkomt. En dat is meer dan genoeg reden om nu actie te ondernemen.”
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in