Tekst: Laetitia Ouillet, Energie-expert en voorzitter van de Windvogel
1: Goedkope duurzame stroom voor een succesvolle elektrificering heeft de prioriteit
Het nieuwe waterstofpact geeft nog helderder dan de vorige versies aan waar de prioriteit moet liggen. De 11,5GW wind op zee die in 2030 moet zijn gerealiseerd, is om elektriciteit aan het net te leveren, om de elektrificatie van de warmte- en mobiliteitsvraag mogelijk te maken. De (maatschappelijk) kostbare wind- en zonne-energie moeten eerst naar warmtepompen, elektrische auto’s en warmte-units in de industrie. Dat is een belangrijke aanscherping van het script. Daarmee hoeven we ons dus geen zorgen te maken over het prijsopdrijvend effect die 4GW elektrolysers zouden kunnen hebben. Aan de industrie is goedkope duurzame stroom beloofd en die is nodig om de omslag te kunnen maken. Ook de business case van warmtepompen verbetert als de prijs van elektriciteit niet stijgt. Deze elektriciteit vroegtijdig grootschalig omzetten in waterstof kannibaliseert op directe elektrificatieopties.
2: Blauwe waterstof is een essentiële oplossing voor de komende 30 jaarom bepaalde circulaire processen te decarboniseren
Het doel heiligt niet de middelen. CO2 afvangen op installaties die nu waterstof maken uit bijvoorbeeld restgassen heeft eigenlijk prioriteit. Ten eerste omdat de groene waterstof er nog niet is, maar nog belangrijker omdat groene waterstof geen oplossing biedt voor de bestaande restgassen zoals uit het petrochemische proces. Zo kunnen in de CO2 reductieladder de eerste stappen worden gezet, wordt er een start gemaakt met de benodigde waterstofinfrastructuur (transport en opslag) en is de infrastructuur en mogelijke extra vraag die hiermee kan worden bediend, straks nuttig voor groene waterstof. Blauw is daarom veel meer dan alleen de wegbereider voor groen. De discussie of die stap niet kan worden overgeslagen, is niet relevant.
3 De backbone moet wel nuttig zijn dus moet het gaat over “hoeveel backbone”
Het laatste wat de energietransitie nodig heeft, is een tweede Lelylijn. Door de komst van blauwe waterstof en de noodzaak om de industrieclusters in Nederland, België en Duitsland te de-carboniseren, is de waterstofbackbone nuttig. Tot nu toe was de vraag naar en de productie van waterstof een lokale aangelegenheid: vrijwel alle waterstof wordt binnen de industriële regio waar die wordt geproduceerd ook weer gebruikt. Het koppelen van de industriële clusters is een stap in de richting van een waterstofeconomie en biedt flexibiliteit in de timing van de decarbonisatie. Het creëert ook een level playing field tussen de bedrijven in Rotterdam en bijvoorbeeld Chemelot. Omdat productie en vraag van waterstof in toenemende mate niet op hetzelfde moment vallen, zijn betere opslagmogelijkheden noodzakelijk. De zoutcavernes in het noorden van het land lenen zich daar het beste voor.
Kostbare wind- en zonne-energie moeten eerst naar warmtepompen, elektrische auto’s en warmte-units in de industrie
Het realiseren van de backbone - zoals Gasunie die nu voorstelt - wil daarmee nog geenszins zeggen dat deze moet worden uitgebreid tot het fijnmazige gasnet van Surhuisterveen. Ik zou de storyline zo aanscherpen dat burger en beleidmakers begrijpen tot waar de backbone zal reiken. “De backbone voor waterstof kan vrij eenvoudig op bepaalde plekken van het land worden gecreëerd uit steeds minder nuttige gaspijpen, zowel grijze als blauwe als groene waterstof kunnen hierin worden getransporteerd. Zo ontstaat er uitwisseling tussen de clusters”.
4: Waterstof is rendabel als mensen er teveel voor willen betalen, maar dat moeten wij niet willen
Groene waterstof is duur en kostenreductie zal in de komende tien jaar beperkt zijn. Het produceren van groene waterstof mag niet leiden tot additionele elektriciteitsvraag, die verder gaat dan het zo efficiënt mogelijk inzetten van alle duurzaam geproduceerde elektriciteit. Voorlopig blijft groene waterstof dus én beperkt voorradig én duur. Dan is de verleiding groot die waterstof voor sectoren te gaan gebruiken die bereid zijn meer te betalen, bijvoorbeeld voor verwarming van gebouwen. Maar dat zou een slechte keuze zijn. Gebruik dat geld beter voor isolatie en hybride warmtepompen. Dat resulteert in meer wooncomfort, veel minder CO2-uitstoot. Uiteindelijk kan na voldoende isolatie de restvraag naar warmte beter volledig worden geëlektrificeerd. De business case, en daarmee de investeringsbereidheid in waterstofgas en bijbehorende infrastructuur, zal als sneeuw voor de zon wegsmelten. Ook bussen en auto’s op waterstof hebben in Nederland geen toekomst. Simpelweg omdat het land klein is en de infrastructuur in orde. Beter kan Nederland inzetten op het verzilveren van de hoogste moleculaire waarde van waterstof (basischemie, zwaar transport). De volgende formulering zou kunnen helpen: alles wat kan elektrificeren met technologie die nu al op de plank ligt, valt van de waterstofladder.
5: Er is geen vraagprobleem
De industrie consumeert nu 190PJ waterstof en de vraag neemt in alle ramingen toe. Denk bijvoorbeeld aan het ontzwavelen van brandstoffen. Dat doe je nu met waterstof en dit zal nog lang zo blijven. Meer biobrandstoffen betekent meer onzuiverheden en dus meer waterstof voor de de behandeling van de grondstoffen. De ramingen van onder andere AGORA zijn dat ook al zou Europa vol inzetten op de carboniseren, er maximaal twintig tot veertig procent van de huidige gasvraag (1000 - 2000TWh) aan waterstofvraag wordt gecreëerd. Om de huidige 190PJ te vergroenen zou al meer dan 17GW wind op zee nodig zijn. Mijn voorstel zou zijn om dit zo maar over te nemen, de tekst is helder genoeg: “Er is geen vraagprobleem”.
6: Opschalen van 1MW naar 1GW is best een klus, ook al zijn wij optimistisch
Technology providers van elektrolysers zien de stijgende vraag voor hun apparaten graag tegemoet. Het bouwen van 1GW zou eigenlijk vooral moeten bestaan uit het ‘stapelen’ van kleine units. De lijst aan zorgen over hoe dat te doen is niet gering. De huidige productieketens bevatten nogal veel handwerk - daar zou trouwens het Nederlandse MKB en de machinebouwcapaciteit van Nederland wereldwijd een rol van betekenis kunnen spelen. We moeten het zien als een innovatietraject en het beleid en bijbehorende instrumentarium ook zo insteken. Niet als een tenderrace waarin partijen worden gedwongen om snel te beloven dat ze zonder subsidie doorkunnen. 4GW in 2030 komt als ambitie mogelijk wat te vroeg, helemaal omdat tegen die tijd de dan beschikbare duurzame energie nog beter direct kan worden ingezet voor de nieuwe elektriciteitsvraag. Dit is best een ingewikkeld verhaal dus ik zou de wording houden bij: “elektrolyse zal een bescheiden rol spelen bij de decarbonisatie tot 2030”. Hup, flyers drukken! En wie weet ligt de aangescherpte storyline nog net op tijd op de formatietafel.
Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Change Inc. magazine. Wil jij het magazine ook lezen? Bekijk het hier.
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in