Chaotisch, zo kun je de klimaattop in de Azerbeidzjaanse hoofdstad Bakoe het beste omschrijven. De 29e klimaattop van de Verenigde Naties vond plaats gedurende de afgelopen twee weken en bereikte tegen het einde van het weekend zijn summum. Rond het hoofdthema van de top – het mobiliseren van meer geld voor klimaatactie in ontwikkelingslanden – liepen de gemoederen zeer hoog op.
Ontwikkelingslanden vonden namelijk dat rijke lidstaten te weinig ambitie en bereidwilligheid toonden. Ze meenden dat ze jaarlijks minimaal 1.300 miljard dollar aan klimaatsteun nodig hebben, terwijl rijke landen niet veel verder wilden gaan dan het huidige doel (100 miljard dollar). Het zorgde voor dusdanig veel ergernis dat de vertegenwoordigers van ontwikkelingslanden op een bepaald moment de onderhandelingstafels verlieten. Zo dreigde er na weken vol felle discussies geen akkoord bereikt te worden. Iets waarover klimaatwetenschapper Pieter Pauw van de TU Eindhoven voorafgaand aan de COP duidelijk was: dat kan gewoon niet. “Er móet iets uitkomen”, zei hij. “Niemand kan het zich permitteren dat er niets uitkomt. Al helemaal ontwikkelingslanden niet.”
Marginale verbetering
Uiteindelijk werd er in de Ja blessuretijd toch een akkoord gesloten. Rijke landen beloofden vanaf 2035 jaarlijks minimaal 300 miljard dollar aan klimaatsteun naar ontwikkelingslanden te sturen. Sec gezien is dat een verdrievoudiging van het vorige doel, maar critici wijzen erop dat het bedrag slechts een marginale verbetering is wanneer je corrigeert voor inflatie. 300 miljard dollar is in 2035 dan eigenlijk nog maar zo’n 200 miljard dollar waard. Niets vergeleken met de jaarlijkse 1.300 miljard die ontwikkelingslanden vroegen en die door academici vooraf werd aangeraden. De eindtekst van COP29 bevat wel een oproep aan alle landen om het totaalbedrag in 2035 op te krikken naar die 1.300 miljard. Maar omdat de oproep vrijblijvend is, bestempelen velen de ‘finance-COP’ in Bakoe als mislukt.
Koolstofmarkten
Lidstaten bereikten overeenstemming over het oprichten van een internationale koolstofmarkt. Dit is een mechanisme waarbij landen CO2-reductie als kredieten met elkaar kunnen uitwisselen. Landen die weinig CO2 uitstoten of meer reductie hebben bewerkstelligd dan ‘nodig’, kunnen deze inspanningen als krediet verkopen aan landen met een te hoge uitstoot. Het idee erachter is dat CO2-reductie financieel wordt beloond en dus aantrekkelijk gemaakt wordt voor lidstaten. Ook zou het landen moeten aansporen om samen te werken in het gevecht tegen klimaatverandering.
Koolstofmarkten zijn een onderdeel van het Parijsakkoord en zijn al bijna tien jaar het onderwerp van veel discussie. Eerdere pogingen om tot een akkoord over een internationale markt te komen, liepen telkens uit op een fiasco. Nu zijn VN-lidstaten het eens geworden. De reacties op het akkoord zijn wisselend. Sommigen vinden het een significante stap voorwaarts in het terugdringen van de CO2-uitstoot, zoals Axel Michaelowa van de Universiteit van Zurich. “Ze zijn een krachtig instrument om de verspreiding van koolstofarme technologie over de hele wereld te versnellen. De internationale koolstofmarkt is nu klaar om in 2025 van start te gaan. Het kan de mitigatie versnellen en zo helpen de emissiekloof te dichten.” Anderen zijn juist bang dat koolstofkredieten ‘lege hulzen’ zijn. “Er bestaat veel twijfel over kredieten en of ze wel doen wat ze beloven”, zegt expert Isa Mulder van Carbon Market Watch. In het verleden is namelijk gebleken dat sommige koolstofkredieten minder CO2-reductie veroorzaakten dan de bedoeling was.
Loss and damage?
Verder bleven grote doorbraken op COP29 uit. Bijvoorbeeld op het gebied van het loss and damages-fonds, een pot met geld bedoeld voor arme landen om klimaatschade te repareren. Het fonds werd tijdens de vorige COP in het leven geroepen, en experts hoopten dat de top in Bakoe zou leiden tot toezeggingen van rijke landen om meer geld in het fonds te storten. Tot op zekere hoogte gebeurde dit: enkele landen beloofden meer geld in te leggen, waardoor het totaalbedrag van de pot steeg naar 759 miljoen dollar (volgens de VN is er vanaf 2030 jaarlijks 300 miljard dollar nodig). Toch bleef een collectief doel uit. Wel werd het fonds ‘operationeel’, een formaliteit die betekent dat het fonds vanaf 2025 ook echt geld kan gaan verstrekken aan door klimaatschade getroffen lidstaten.
Fossiele brandstoffen
Ook op andere onderwerpen deed het Azerbeidjaanse presidentschap oproepen die uiteindelijk niet tot unanieme besluiten leidden. Bijvoorbeeld op het gebied van het ‘wegbewegen van fossiele brandstoffen’, een afspraak gemaakt tijdens COP28 in Dubai. Hoewel verschillende groepjes landen samen intentieverklaringen publiceerden om bijvoorbeeld te stoppen met fossiele subsidies of het opwekken van energie uit steenkool, bleef een collectieve afspraak uit.
Hetzelfde geldt voor de uitstoot van methaan, een broeikasgas dat 34 keer sterker is dan CO2. Een groep van zo’n 30 landen sprak af om methaanreductiedoelstellingen op te nemen in de nieuwe Nationally Determined Contributions (nationale klimaatdoelstellingen die in 2025 gesteld moeten zijn). Ook werd er door een groep landen in totaal 500 miljoen dollar beloofd om de wereldwijde methaanuitstoot te beperken. Maar wederom was de steun niet groot genoeg voor een akkoord onder alle VN-lidstaten.
Lees ook:
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in