In de Colombiaanse stad Cali vond de afgelopen twee weken COP16 plaats, de zestiende editie van de biodiversiteitstop van de VN. De top behoort tot een reeks tweejaarlijkse bijeenkomsten die specifiek gericht zijn op het behouden van natuurlijke systemen en het herstellen van biodiversiteitsverlies. De vorige editie (COP15) vond plaats in 2022, in de Canadese stad Montreal.
Toen werd het Global Biodiversity Framework (GBF) opgericht, een set afspraken die de boeken ingegaan is als het ‘Parijsakkoord voor de natuur’. Een belangrijk onderdeel van het GBF is de doelstelling om voor 2030 minimaal 30 procent van het wereldwijde land- en wateroppervlak te beschermen. VN-lidstaten hebben inmiddels twee jaar de tijd gehad om actieplannen op te stellen om dat doel te halen: de zogeheten National Biodiversity Strategies and Action Plans (NBSAP’s). Met die plannen konden de lidstaten dan tijdens de top in Colombia verder aan de slag, was het idee.
Veel op het spel
Dat vormde dan ook het eerste grote agendapunt van COP16: het concretiseren van de in 2022 gesloten afspraken. Ook de financiering van natuurbehoud stond dikgedrukt op de agenda. Twee jaar geleden werd afgesproken om vanaf 2030 jaarlijks minimaal 200 miljard dollar (ruim 180 miljard euro) te verzamelen, waarvan 30 miljard dollar (ruim 27 miljard euro) afkomstig van welvarende economieën. Vanaf 2025 moeten die jaarlijks al zo’n 18 miljard euro gaan betalen.
Volgens Roel Nozeman, biodiversiteit-expert bij ASN Bank, verschilde de top in Cali merkbaar met eerdere edities. “Tijdens COP14, gehouden in Egypte, waren er nauwelijks bedrijven of financiële instellingen aanwezig. In Montreal waren dat er al meer, en dit jaar was de betrokkenheid van die sectoren nog veel groter. Het is natuurlijk gissen, maar ik denk dat dat komt omdat bedrijven en financiële instellingen goed inzien dat het huidige systeem niet houdbaar is en dat er een sterk overheidsbeleid nodig is voor verandering.”
Geen plannen
In het licht van de twee grootste kwesties lijkt hun aanwezigheid echter weinig te hebben opgeleverd. Het lukte COP16-president Susanna Muhamad namelijk niet om op beide thema’s (het concretiseren van actieplannen en het op gang brengen van financieringsstromen) voortgang te boeken.
Allereerst hadden weinig landen zich gehouden aan de afspraak om actieplannen op te stellen; slechts een handvol lidstaten had dit voorafgaand aan COP16 gedaan. Enkele tientallen landen, waaronder Nederland, dienden tijdens de top zelf nog plannen in. Uiteindelijk kon het presidentschap een magere 44 plannen turven, van de in totaal 196 aangesloten lidstaten. Ontbrekende landen gaven onder andere aan dat twee jaar niet genoeg was om de actieplannen af te stemmen met alle betrokken partijen, en dat politieke wisselingen het opstellen van plannen bemoeilijkten.
Door het ontbreken van zo veel NBSAP’s was het voor het Colombiaanse presidentschap nagenoeg onmogelijk om de volgende stap te zetten. Het bleef dan ook bij een oproep aan lidstaten om alsnog ‘zo snel mogelijk’ iets in te dienen. Een concrete deadline kon Muhamad hierbij niet geven.
Geen mondiaal fonds
Ook de financieringsvlam doofde in Cali langzaam uit. De slotgesprekken van COP16 liepen zo ver in de blessuretijd dat aanwezigen de zaal moesten verlaten, naar eigen zeggen om vluchten naar hun thuisland te halen. Omdat er te weinig representatie overbleef om besluiten met voldoende draagvlak te kunnen nemen, zag president Muhamad zich genoodzaakt de vergadering af te hameren.
Dit terwijl ze verwoede pogingen had gedaan om een fonds op te richten voor biodiversiteitsherstel in ontwikkelingslanden. Rijkere regio’s, waaronder de Europese Unie, blokkeerden het voorstel. Op zichzelf was dat geen verrassing – de EU had vanaf het begin al aangegeven een dergelijk fonds niet te steunen. Toch valt de blokkade op, aangezien de EU bij ‘algemene’ klimaattoppen wel een progressieve houding aanneemt op het gebied van klimaatfinanciering. Ook bij de top in Azerbeidzjan, die volgende week begint, heeft de Europese Unie aangegeven de onderhandelingen ‘ambitieus’ in te willen gaan.
Het verbaasde ook Nozeman. “Er is namelijk juist afgesproken dat landen hun NBSAP’s afstemmen op hun Nationally Determined Contributions; de bredere klimaatplannen die elk land individueel moet opstellen”, vertelt hij. “Dus dat de EU COP16 en COP29 verschillend insteekt, is gek.”
Niet genoeg geld
Ook lukte het president Muhamad niet om via een andere weg meer geld op tafel te krijgen. In 2022 werd de afspraak gemaakt dat welvarende landen vanaf 2025 jaarlijks zo’n 18 miljard euro beschikbaar maken voor biodiversiteitsbehoud. Hoewel een paar landen tijdens de top beloofden meer geld op te hoesten, is het totaalbedrag nog lang niet groot genoeg. Een strategie om dit te verbeteren, bleef uit.
“Er zijn geen afspraken gemaakt over nieuwe geldbedragen, maar ook niet over manieren hoe dat geld verdeeld gaat worden tussen landen die het nodig hebben”, vertelt Nozeman. “Tijdens de onderhandelingen zag je op dat vlak duidelijk een tegenstelling tussen arme landen en rijke landen.”
Toch een ‘keerpunt in de geschiedenis’
Toch kende de top in Cali ook successen, namelijk op het gebied van twee andere, vooraf bekende agendapunten. Allereerst: de rol van inheemse volken in het bewaken van de biodiversiteit. Omdat inheemse volken een groot aandeel hebben in het beschermen van kwetsbare natuurgebieden, hebben ze vanaf nu een eigen orgaan dat officieel deel mag nemen aan VN-onderhandelingen. Zelf spraken ze van een ‘keerpunt in de geschiedenis van multilaterale milieuovereenkomsten’.
Daarnaast werd het Cali-fonds opgericht, een online systeem dat bedrijven laat betalen voor het gebruik van genetische data van dieren en planten. Voorheen werden deze data vaak gratis geraadpleegd voor de ontwikkeling van medicijnen en cosmetica, en verdienden bedrijven er veel geld mee. Het idee is dat de bedrijven een deel van die winst afstaan aan het Cali-fonds, wat wordt gebruikt voor natuurbehoud in de regio’s waar de data vandaan komt.
‘Heel onverstandig’
Toch zullen deze (wezenlijke) prestaties waarschijnlijk verbleken bij het uitblijven van doorbraken op de andere agendapunten. “Met het Cali-fonds en de toegenomen rol van inheemse volken is de opbrengst zeker niet nul”, zegt Nozeman. “Maar we wilden natuurlijk met name stappen op het gebied van financiering, en dat is niet gelukt. Er is veel te weinig vooruitgang, en als je ziet hoe snel de biodiversiteit achteruitgaat, is dat heel onverstandig.”
Desalniettemin ziet Nozeman (buiten de COP) vooruitgang op het gebied van natuurbehoud. “Je ziet dat steeds meer financiële instellingen aandacht hebben voor het effect dat ze hebben op de mondiale biodiversiteit. Ze steunen het Taskforce on Nature-related Financial Disclosures, een set aanbevelingen voor financiële instellingen om hierover te rapporteren. Het is nog maar een begin, maar het is een stap in de goede richting.”
Lees ook:
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in