Wat doet Paebbl precies?
“Drie jaar geleden heb ik samen met een aantal medeoprichters het idee ontwikkeld om CO2 niet als afvalstof, maar als grondstof te gebruiken. Als je CO2 laat reageren met het mineraal olivijn, ontstaan de steenpoeders magnesiumcarbonaat en silica. Als je dus CO2 afvangt uit de atmosfeer, kun je die permanent opslaan in vaste stoffen. Maar die vaste stoffen hebben ook nuttige toepassingen. Je kunt er namelijk cement mee maken, en dus ook beton.”
Hoe ben je op dat idee gekomen?
“Dat gaat al een hele tijd terug. Ik ben opgeleid als natuurkundige en kende een professor die onderzoek deed naar olivijn als materiaal dat CO2 kan opnemen. Ik kwam erachter dat je er op twee manieren mee om kunt gaan. Je kunt het uitstrooien naast bijvoorbeeld spoorlijnen. Het bedrijf greenSand doet dat. Het duurt dan alleen wel tien tot twintig jaar voordat het olivijn CO2 heeft opgenomen. Je kunt het daarom ook verhitten en onder hoge druk brengen. Dan gaat het proces veel sneller. Nadat ik dat had ontdekt, vond ik een investeerder, in wiens kelder we een reactor hebben gebouwd en zijn gaan experimenteren. Vervolgens hebben we met de Katholieke Universiteit Leuven samengewerkt om het proces verder te onderzoeken en de technische details te verfijnen. Toen kwamen we er ook achter dat het eindproduct belangrijker is dan het CO2 afvangen alleen. Je moet er namelijk iets mee kunnen. En toen ontdekten we dat het maken van bouwmaterialen met CO2 veel potentie had.”
Filteren jullie zelf ook CO2 uit de atmosfeer?
“Nee, en dat gaan we ook niet doen. Dat kunnen andere bedrijven veel beter dan wij, en daar werken we inmiddels ook intensief mee samen. Denk aan Climeworks of Skytree.”
In een eerder interview heb je gezegd dat de techniek van Paebbl dusdanig opgeschaald kan worden om uiteindelijk miljoenen tonnen CO2 op te slaan in cement. Is dat nog steeds realistisch?
“Zeker. Het heeft absoluut een megatonnen-potentie, want de markt van beton is er namelijk één van gigatonnen. Er wordt jaarlijks zo’n 3 tot 4 gigaton cement geproduceerd, en die productie is goed voor ongeveer 8 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot. Megatonnen cement zijn dan nog maar een promille van de hele markt. De uitdaging is alleen dat verduurzaming in de bouw traag verloopt. Heel lang was de betonsector nauwelijks in beweging te krijgen vanwege strenge certificeringseisen. En die zijn ook logisch, aangezien men bouwprojecten ontwikkelt met in het hoofd een tijdlijn van dertig tot zestig jaar. Dan wil je zeker zijn dat alles goed is. Gelukkig zien we wel dat er langzaam meer innovatie in de sector komt.”
Je hoort het keer op keer: de bouwsector houdt graag vast aan bekende werkwijzen. Hoe zorg jij er als duurzame ondernemer voor dat je toch een voet tussen de deur krijgt?
Lachend: “Nou, dat zal ik je even laten zien.” Knops loopt door zijn woning en opent de deur naar een kamer die volhangt met keycords met zijn naam erop. “Ik heb enorm veel congressen, beurzen en workshops bezocht om ons verhaal te vertellen, en heb ook meegewerkt aan de ontwikkeling van het Betonakkoord (afspraken tussen bedrijven om de bouwsector te verduurzamen, red.). En voor ik dat verhaal kon vertellen, moest ik natuurlijk zeker weten dat het klopt. Ik heb daarom veel academisch onderzoek gedaan naar de techniek van Paebbl. Het is een ontwikkeling die al vijftien jaar bezig is.”
Wat voor reacties krijg je op zulke beurzen? Zijn mensen enthousiast over de techniek?
“In het verleden kreeg ik veel schouderklopjes, zoals ik die noem. Mensen zeggen: fantastische techniek, ga zo door. Maar vervolgens gebeurt er eigenlijk niets. Het ding is: de markt moet er klaar voor zijn, en dat kost tijd. Je krijgt vaak te horen: we doen het al dertig jaar zo, waarom moeten we veranderen?! Dat is natuurlijk hartstikke frustrerend omdat je zelf ziet dat het sneller kan en moet.”
Welke struikelblokken ben je tijdens de uitrol van Paebbl nog meer tegengekomen?
“Er zijn heel erg veel haalbaarheidsstudies gedaan, maar wat ik vaak mis is een klant die gewoon zegt: ik kóóp het, klaar. Ik zie dat vaak bij provincies. Die laten dan meerdere ingenieursbureaus een haalbaarheidsstudie uitvoeren, terwijl ik denk: ik kan het gewoon máken. Maar dat kan dan niet zomaar, zeggen ze. Dat is frustrerend.
Ook zie je dat veel ondernemers in Nederland zich bezighouden met het ontwikkelen van apps en software. Daarbij komt natuurlijk een totaal andere kapitaalbehoefte kijken dan bij technieken als de onze, waar veel laboratoriumwerk en hardware mee gemoeid gaat. Je merkt dat investeerders die vooral softwarebedrijven hebben gefinancierd niet goed kunnen inschatten wat het betekent om iets fysieks te bouwen.”
Hoe bedoel je dat? Schrikken ze van de kosten?
“Precies, de investeringsbehoefte is veel groter. Bovendien is de ontwikkeltijd veel langer. Als je in de software zit, kun je binnen een jaar een bedrijf opbouwen en explosief laten groeien. Maar bij ons kan alleen al het bestellen van de apparatuur een jaar duren. En dan moet je nog beginnen met bouwen.”
Zijn er dingen die je achteraf anders aangepakt zou hebben?
“Ja, ik had minder moeten proberen om gevestigde bedrijven te faciliteren. Ik had me sneller moeten richten op partijen die écht vooroplopen. Een voorbeeld is brancheorganisaties, die zijn in mijn ogen killing voor innovatie. Ze zijn gebonden aan hun leden en kunnen daarom niet te ver vooruitlopen. Als ze dat wel doen, raken ze die leden namelijk kwijt. Ik heb in het verleden met brancheorganisatie samengewerkt, en het voelde soms alsof alles werd tegengehouden. Daarom zou ik, terugkijkend, eerder de koplopers eruit hebben willen pikken.
Ook had ik eerder willen beginnen met minder te praten, en meer te dóen. Minder haalbaarheidsstudies uitvoeren en papierwerk produceren, en gewoon dingen maken en testen of het werkt. Eigenlijk wat meer de start-up-mentaliteit.”
Met wie zou je nog eens willen samenwerken?
“Je focust je als ondernemer natuurlijk snel op je directe klanten. In ons geval zijn dat de bouwbedrijven. Maar ik ben me gaan realiseren dat het niet alleen om onze directe klanten draait, maar ook om hún klanten. Als wij de eindklanten gaan benaderen, gaan zij vragen om ons product en komt de hele sector sneller in beweging. Het is namelijk een kwestie van push and pull. Je kunt proberen om technologie te pushen, maar als de markt begint te pullen, wordt het allemaal een stuk eenvoudiger. De eindklant komt pas in beweging als die zeker weet dat het materiaal voldoet aan kwaliteits- en veiligheidseisen, en beschikbaar is. Daarom is het voor ons belangrijk om met praktijkvoorbeelden te laten zien wat er mogelijk is.”
Meer Changemakers:
- Changemaker Elisah Pals (Zero Waste Nederland): ‘Het is waanzin om te denken dat je alles tegelijk kunt aanpakken’
- Changemaker Peter Paul Kleinbussink (Intratuin): ‘Spijt dat ik zo lang heb geluisterd naar de chemische bestrijdingsindustrie’
- Changemaker Daniel Rosen Jacobson (Elysian): ‘Onze vliegtuigen kunnen de helft van de vluchten in 2040 emissievrij maken’
De Changemaker-serie wordt mede mogelijk gemaakt door Vattenfall en Vlerick Business School.
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in