De groene kant van Ruud Lubbers kwam al naar voren voordat hij in 1982 begon aan zijn 12-jarige premierschap. Tussen 1973 en 1977 was hij minister van Economische Zaken. Dit was een periode waarin zaken als milieu en uitputting van de natuurlijke hulpbronnen voor het eerst een prominente plek op de politieke agenda kregen. Het alarmerende rapport aan de club van Rome (1972) en de oliecrisis waren voor Lubbers heldere signalen dat er in Nederland op het gebied van duurzaamheid en milieu nog grote stappen moeten worden gezet.
Start onderzoek alternatieve energie
Een belangrijk wapenfeit tijdens zijn termijn als minister van Economische Zaken was zijn Energienota uit 1974. Energie werd daarin niet langer los gezien van milieu en ruimtelijke ordening. Lubbers gaf in die nota het energieonderzoekscentrum in Petten de opdracht mee om haar onderzoek niet alleen maar te richten op nucleaire energie. Ook de mogelijkheden van besparingen en alternatieve energie moesten onderzocht worden. Bovendien moest het tempo waarin de aardgasvoorraden werden aangewend volgens Lubbers omlaag.
Twee jaar later pleitte hij in zijn ‘Nota inzake selectieve groei’ om energiezuinige en milieubewuste maatregelen een prominente plek te geven in het Nederlandse investeringsbeleid.
Val kabinet
Hoe zeer hij stond voor de onderwerpen duurzaamheid en milieu werd het meest duidelijk in 1989. Lubbers stond aan het hoofd van zijn tweede kabinet en was met milieu-minister Nijpels architect van het eerste Nationaal Milieubeleidsplan. Daarin werden allerlei doelstellingen geformuleerd, zoals het terugdringen van vervuiling door auto's, energiecentrales en bedrijven.
Om deze plannen te realiseren en te financieren waren bezuinigingen, heffingen en belastingmaatregelen nodig. Twee maatregelen sprongen er daarbij uit: de verhoging van de brandstofaccijns en de aftopping van de belastingaftrek voor het woon-werkverkeer boven de 10 km (het zogenaamde reiskostenforfait). Met deze twee maatregelen wilde het kabinet 1,3 miljard gulden binnenhalen.
Baanbrekend Nationaal Milieubeleidsplan
VVD-fractievoorzitter Joris Voorhoeve diende een motie in tegen deze laatste maatregel. Lubbers hield echter zijn poot stijf en diende nog voordat de motie wordt ingediend het ontslag van zijn kabinet in. Zijn Nationaal Milieubeleidsplan wordt internationaal als baanbrekend gezien.
Imagoschade
Het onderwerp duurzaamheid bleef ook na zijn afscheid van de Haagse politiek als een rode draad door zijn carrière lopen. In 2005 werd hij voorzitter van de raad van toezicht van Energiecentrum Nederland. Daarna kreeg zijn groene imago een flinke deuk, toen hij als voorzitter van het Rotterdam Climate Initiative succesvol een lobby startte om twee kolencentrales te bouwen op de Maasvlakte, in combinatie met de mogelijkheid om de CO2 op te vangen (CCS).
Met terugwerkende kracht een opmerkelijke beslissing voor ‘Mister Duurzaam’, maar in die periode waren de omstandigheden totaal anders. Duurzame energie kwam nog maar nauwelijks van de grond. Dat terwijl vanuit Europa al wel harde eisen werden gesteld om CO2-uitstoot te verminderen. Lubbers kon toen ook nog niet bevroeden dat CCS door hoge kosten en publieke weerstand (Barendrecht) niet van de grond zou komen.
Duurzaamheid belangrijk voor bedrijfsleven
Het is de enige smet op zijn verder duurzame blazoen. Lubbers was er al vroeg van overtuigd dat duurzaamheid en winstgevendheid niet elkaars tegenpolen hoeven te zijn in het bedrijfsleven. Het Nederlandse bedrijfsleven gaat niet ten koste van duurzaamheid, zo stelde hij in een interview met mkb.nl in 2007. “In het kader van een goede concurrentiepositie is het belangrijk duurzaam te zijn. Leg het lijstje van de economisch best presterende bedrijven maar eens naast dat van de meest duurzame bedrijven en ontdek de overeenkomsten.”
Bronnen: Wikipedia, mkb.nl, biz.tpo.nl, parlement.com | Afbeelding: Flickr
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in