De duurzame troonrede van Ruud Zanders: ‘We geven de ingrediënten voor een voedselakkoord’

Vandaag is het Duurzame Dinsdag, de dag waarop het kabinet het duurzame koffertje ontvangt met initiatieven voor een groene toekomst. Ruud Zanders, mede-oprichter van zowel Stichting Caring Farmers als pluimveebedrijf Kipster, las zijn Duurzame Troonrede voor. “Dat produceren en consumeren binnen de draagkracht van de aarde financieel te duur zou zijn, kan nooit het argument zijn om dan maar te gaan produceren en consumeren buiten de draagkracht van de aarde”. Lees hier de hele rede zoals Zanders hem voorlas.

Ruud zanders

De aarde vertelt het ons wel

Het is een hele eer dat ik hier namens Stichting Caring Farmers, de nummer 1 van de Trouw Duurzame 100 2022, de Duurzame Troonrede van dit jaar mag voorlezen. Het zal niemand verbazen dat deze Troonrede dit jaar de landbouw als onderwerp heeft. Ons voedsel, onze eerste levensbehoefte, vindt namelijk al duizenden jaren haar oorsprong in landbouw. Na de tijd van de jagers en verzamelaars, wisten we als boeren hoe we steeds meer voedsel konden produceren met ons land. Die productiedrang speelt de aarde nu parten. Dat ons huidige landbouwsysteem aan verandering toe is, zal ook niemand meer betwisten. Oké, bijna niemand dan. Maar de grote vraag is hoe we dan verder kunnen en moeten.

We zijn als Nederlandse boeren in de uitvoering van de Mansholt visie erg goed geslaagd. We kunnen namelijk als geen ander kostenefficiënt boeren, zoveel mogelijk produceren tegen zo laag mogelijke financiële kosten. De hele agrarische wereld komt immers kijken hoe “die Hollanders” dat toch doen: alle grondstoffen zo prijsefficiënt omzetten in kwalitatief hoogwaardig voedsel. Echter, we zijn - zoals Mansholt zelf ook uiteindelijk is gaan inzien - ons doel ver voorbij geschoten: De negatieve effecten op mens, dier, milieu en klimaat worden pijnlijk zichtbaar. Bovendien is de landbouw kostenefficiënt maar niet energie-efficiënt: in 1950 leverde de landbouw net iets meer energie op dan dat er aan energie in werd gestopt; heden ten dage is de energie-input per hectare ruim zes keer zo groot als de output. En voor de industriële voedselproductie in de Verenigde Staten is berekend dat deze nog inefficiënter is, namelijk dat van iedere 10 kilocalorieën die er in de productie van voedsel worden gestopt, er maar 1 kilocalorie op het bord van de consument terecht komt. Een structurele verandering in het huidige systeem is noodzakelijk, waarbij we omschakelen naar een werkelijk efficiënte voedselproductie in balans met dier, natuur, milieu en klimaat.

Hoe mooi zou het zijn als de Nederlandse boeren daar koploper in worden, zodat over een aantal jaren de hele agrarische wereld komt kijken hoe “die Hollanders” dat toch doen; alle grondstoffen zo ecologisch mogelijk omzetten in voedsel zonder negatieve impact? Daar zal echter wel heel wat voor moeten gebeuren en we zullen radicale beslissingen moeten durven te nemen.

Geen landbouw-, maar voedselakkoord

Het langverwachte landbouwakkoord is er niet gekomen. Voor velen was dit een grote teleurstelling. Tegelijkertijd biedt het niet-landbouwakkoord vele kansen. Het lijkt er namelijk ook op dat het niet-landbouwakkoord een akkoord zou zijn geworden dat doorging op dezelfde weg, met alleen wat kleine aanpassingen. De radicale wijziging die nodig is, staat er dan ook niet in. Het ging met name over boeren en de productie. En zeker, dat is belangrijk, maar niet genoeg. Voor een duurzaam voedselsysteem is een landbouwakkoord bij lange na niet genoeg. Wat we nodig hebben is een voedselakkoord. Het gaat namelijk niet alleen over de productie, maar ook de consumptie is een wezenlijk onderdeel van zo’n voedselakkoord.

Het uitgangspunt bij het voedselakkoord is dat we gaan produceren én consumeren binnen de draagkracht van de aarde. Daarvoor is kringloopdenken van belang. Voormalig Minister Schouten van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft hiervoor reeds in 2017 een eerste aanzet gedaan. Het idee was goed, de verdere uitwerking daarvan in de daaropvolgende jaren en via verschillende ministers uiterst belabberd. De ontevredenheid daarover heeft overigens in 2019 geleid tot de oprichting van de Caring Farmers.

We kunnen niet langer wachten en moeten nu echt aan de slag. We hebben een niet-landbouwakkoord, we krijgen nieuwe verkiezingen, we hebben voedselprijzen die oplopen, we hebben boeren die niet meer weten waar ze aan toe zijn. Kortom: een voedselakkoord moet ons de nieuwe richting geven. Het voedselplan jaren ’20 nu wordt het Mansholtplan van de jaren ’60 van de vorige eeuw. Het is wachten op de minister die hier zijn naam aan gaat verbinden.

In deze duurzame Troonrede geven we de ingrediënten voor het voedselakkoord.

Beginnen met de bodem

Zoals een Limburgse vlaai begint met de bodem, zo begint ook het voedselakkoord met de bodem.

De bodem is namelijk de basis voor een echte kringlooplandbouw. Het is noodzakelijk dat de juiste hoeveelheid organische stof, dus de juiste hoeveelheid plantenresten, in de bodem aanwezig is. Dit is essentieel voor opslag koolstof en voor de gewasproductie. Praktisch zal hier het teeltplan op aangepast moeten worden. Bijvoorbeeld meer granen, vlinderbloemigen en minder rooivruchten. Het telen van meerjarige gewassen in een gemengde, maar overigens goed te bewerken en te oogsten teelt is ook een bekende optie. Er zal door minder grondbewerking voorkomen moeten worden dat koolstof de lucht ingaat als CO2 en andere broeikasgassen. Dit betekent geen, minder of een andere manier van ploegen cq grondbewerkingen. Chemische bestrijdingsmiddelen hebben een groot effect op het bodemleven, op het milieu en op biodiversiteit in en op de bodem. Het gebruik hiervan moet daarom zeer voorzichtig worden ingezet, en uiteindelijk geheel worden afgebouwd. Ook de interactie tussen verschillende gewassen kan bijdragen aan minder bestrijdingsmiddelen. Feit is dat een ruimer bouwplan en een grotere gewasdifferentiatie bijdraagt aan een betere weerstand van gewassen. De doelstelling is om op een ecologisch efficiënte manier zoveel mogelijk monden per hectare grond te voeden.

De bodem dient gevoed te worden. Kunstmest kunnen we daarbij achterwege laten. Dierlijke mest is prima te benutten voor de bodem. Een akkerbouwer zal de mest dan wel aangeleverd moeten krijgen volgens zijn richtlijnen. Hiertoe zal de vaste en natte fractie bij varkens en koeien gescheiden dienen te worden. De natte fractie, de urine dus, kan als kunstmestvervanger ingezet worden. De vaste fractie is geschikt voor de organische stof in de bodem. Mogelijk kan de mest zelfs nog verder gescheiden worden, zodat er nóg specifieker aan de eisen van de akkerbouwers kan worden voldaan.

Verder kunnen reststromen van het land en uit de voedingsindustrie gebruikt worden als bodemverbeteraar. Mogelijk dat ook dit invloed kan hebben op het teeltplan: er wordt dan niet alleen gekeken naar de opbrengst van het gewas per hectare, maar ook naar de resten van het gewas die nodig zijn voor de bodem.

We praten veel over kringlopen, maar de kringloop eindigt nu bij de mens zelf. Er kan geen sprake zijn van een echte kringloop zolang we onze eigen excretie door het toilet spoelen. Hoeveel kostbare grondstoffen gaan daar wel niet mee verloren? Eerste helft van de vorige eeuw was het in Nederland en momenteel nog steeds bij sommige culturen elders op de wereld heel gewoon om menselijke excreten terug op het land te brengen. Een groot deel van wat we in onze mond stoppen komt er ook weer uit. Dit kan weer terug in de bodem om vervolgens een volgende generatie planten groot te brengen. Humane mest wordt echter in het huidige landbouwsysteem totaal niet benut, terwijl ook dit in principe een heel goede meststof voor de bodem en de gewassen is.

Voedselbossen

Ook nieuwe vormen van landbouw zijn de moeite waard en dragen bij aan een leefbare aarde. In de akker- en tuinbouw begint de boer ieder jaar opnieuw met de opbouw van het gewas. Bij meerjarige teelten en boslandbouw bouw je ieder jaar verder. Bovendien vorm je tegelijkertijd een gezonde bodem, CO2 opslag en biodiversiteit. Bomen en struiken zijn ook beter bestand tegen weersextremen zoals we die veel vaker gaan zien de komende jaren. Voedselbossen zijn hierbij de ultieme vorm want hiermee kunnen klimaat- en natuurdoelen worden verenigd met voedselproductie en er komt geen enkele mest bij kijken.

Voedselbossen kunnen bovendien bijdragen aan gevarieerde, onbespoten, eiwitrijke plantaardige voeding en gezondere lucht, betere waterkwaliteit en meer recreatiegebied. Gezondere natuur om in te verblijven, zorgt ook voor een betere gezondheid van onszelf. En dat leidt weer tot besparing in zorgkosten. Recente onderzoeken tonen aan dat een voedselbos een volledig dieet voor een mens kan verzorgen. Eén hectare voedselbos kan 6 tot 8 mensen voeden. Voor een natuurlijk systeem in zo’n bos dient het voedselbos wel minimaal 20 hectare groot te zijn. Dergelijke nieuwe ontwikkelingen kunnen net zo revolutionair zijn als destijds het ontstaan van de intensieve veehouderij.

Verder is in 2022 een geheel veganistische akkerbouwer agrarisch ondernemer van het jaar geworden. Hij maakt helemaal geen gebruik meer van dieren in zijn voedselsysteem. Ook dat verdient navolging. Hij laat zien dat de bodem geheel plantaardig te voeden is.

Minder competitie tussen mens en dier

Hiermee komen we automatisch bij de dieren terecht. Er zou geen concurrentie mogen zijn tussen mens en dier m.b.t. gewassen op het land. Voor het produceren van voedsel voor dieren, gebruiken we nu vruchtbaar land en dat is verspilling. Momenteel wordt 40% van de vruchtbare landbouwgrond benut voor het produceren van veevoer. Het is oneerlijk en onvoorstelbaar dat we liever onze dieren voeden voor ons eigen genot en gewin dan mensen die daadwerkelijk honger hebben. Deze competitie tussen mens en dier dient daarom ook voorkomen te worden. Dit houdt in dat we alleen graasdieren zouden moeten houden op gronden die niet geschikt zijn voor akkerbouw, de zogenaamde marginale gronden, en dat de productiedieren zoals varkens en kippen dan alleen gevoerd worden met reststromen van het land en van humane consumptie. Het moet geen doel op zich zijn om productiedieren te houden, alleen maar om ze, of hun producten, op te eten. We moeten allereerst kijken wat we met de gronden en de resten kunnen doen. Want mogelijk zijn marginale gronden, veenweidegebied, ook heel hard nodig als natuurlijke CO2-opslag. En de resten van de voedingsindustrie kunnen bijvoorbeeld dienen voor bemesting van het land.

Vanaf het begin van het Mansholttijdperk zijn we massaal dieren gaan fokken en houden ten behoeve van de productie van dierlijke eiwitten. Tegenwoordig is er echter veel wetenschappelijk ethologisch onderzoek bekend over het gevoelsleven, emoties en de intelligentie van dieren. Dat verplicht ons dus ook om heel zorgvuldig met dieren om te gaan en het welzijn van het (productie)dier niet -min of meer- gelijk te schakelen aan diergezondheid. Daarom moeten de dieren díe we nog benutten, met zoveel mogelijk respect behandelen. Dit betekent minimaal veel daglicht, frisse lucht, mogelijkheid voor natuurlijk gedrag en uitloopmogelijkheden. Ook dieren willen eigenlijk gewoon een beetje lol maken. Het zijn af en toe net mensen.

De insteek bij het gebruik van dieren in de kringlooplandbouw is om zoveel mogelijk dierlijk eiwit uit de “waardeloze” input te krijgen. M.a.w. gronden waar we geen voedsel voor de mens kunnen produceren of producten die we zelf niet kunnen eten, worden ingezet om alsnog via het dier voedsel voor de mens van te maken. Waarbij we dus marginale gronden en reststromen alsnog omzetten in hoogwaardig voedsel. Daarbij is duidelijk, dat niet alle huidige vormen van productie van dierlijk eiwit even efficiënt zijn. De eerste onderzoeken op dat gebied laten zien dat vooral díe dieren in aanmerking komen die iedere dag eiwit leveren. Denk hierbij dus aan legkippen en melkkoeien. Het houden van dieren voor het vlees blijkt veel minder efficiënt tot zelfs nutteloos in dit systeem. Kanttekening hierbij is dat het varken een echte reststroomverwerker is en zijn plek in de kringlooplandbouw daarmee vooralsnog voor de mens rechtvaardigt.

Als we echter eerlijk kijken wat we andere levende wezens aandoen, dan zouden we vanuit die optiek echter tot geen andere conclusie kunnen komen dan dat het houden van dieren voor ons voedsel überhaupt niet gerechtvaardigd is. Dat lijkt op korte termijn een utopie, maar voor de wat langere termijn het onderzoeken en het streven waard.

‘Consumenten weten weinig over de herkomst van hun voedsel’

Het voedselakkoord gaat bijdragen aan gezond en lekker eten binnen de kaders van de planeet. Daarom moeten we focussen op het produceren van gezonde producten. Momenteel past 80% van de producten die gekocht kunnen worden in de supermarkt niet in de schijf van vijf. Dit is onvoorstelbaar. Uiteraard is dat niet zomaar op te lossen. Van belang is dat we gezond voedsel beter beschikbaar en goedkoper maken dan ongezond en onduurzaam voedsel.

De afgelopen tien jaar ontwikkelden zich al van onderop de zogenaamde korte ketens: kortere routes en minder schakels om voedsel uit de regio op het bord van de burger te krijgen. In bestaande ketens zijn hiervan reeds diverse voorbeelden te noemen. Echter zijn hieruit ook diverse mooie nieuwe ondernemingen en initiatieven ontstaan waarbij boeren en burgers nauw samenwerken, zoals Herenboeren, CSA’s en nog vele anderen. Een belangrijk effect en voordeel wat hierbij wordt genoemd is de versterkte boer-burger verbinding. Bij deze korte-keten-projecten draait alles om de boer-burger verbinding. Consumenten weten helaas weinig over de herkomst van hun voedsel en de neveneffecten van hun eetpatroon. Voorlichting en educatie, op of over de boerderij of tuinderij, maakt hen bewust van de keuzemogelijkheid voor duurzaam geproduceerd lokaal voedsel. Ontwikkeling van de lokale korte keten vergroot tevens de vitaliteit van de lokale gemeenschap.

‘De consument wil het niet betalen’ is nooit van toepassing. Onze overtuiging is dat de burger in het algemeen en ook in de hoedanigheid van consument, echt gemotiveerd is om de goede dingen te willen doen. Echter, we moeten hem helpen om te zorgen dat hij ook de goede dingen kán doen. Met andere woorden: waarom zouden we ‘slechte’ dingen überhaubt nog aanbieden? Het voedselakkoord heeft logischerwijs effect op de producten die we gaan maken en daarmee dus ook op de producten die te koop zijn. Dientengevolge zal het consumptiepatroon óók moeten wijzigen. ‘Een illusie’, wordt dan vaak gezegd. Nou, dat lijkt ons niet. We wijzigen toch voortdurend ons consumptiepatroon? Ooit zijn we bijvoorbeeld ook meer vlees gaan eten, te veel. Ooit zijn we te vet, te zoet, te zout gaan eten, etc., etc. Dus waarom zouden we niet naar een ecologisch verantwoord eetpatroon gaan? Een patroon dat de aarde niet uitbuit en dat een ‘fair share’ inhoudt voor iedereen in de hele wereld. Ook daarin kan Nederland het voorbeeld worden! Simpel gezegd betekent het voedselakkoord dat we meer plantaardig gaan eten en veel minder dierlijk. Tot het moment, dat we misschien geheel zonder dierlijke producten gaan leven en plantenresten, voedingsresten en humane mest als meststof gaat dienen.

Transitie levert geld op

Momenteel is er 25 miljard euro beschikbaar voor deze voedseltransitie. Nog nooit in onze geschiedenis is daar zoveel geld voor uitgetrokken. Wij verwachten echter dat deze transitie helemaal niet zo duur hoeft te zijn. Het levert juist veel geld op als we klimaat, biodiversiteit en natuur ook omzetten in geld. Dat vergt verdere uitwerking in het voedselakkoord. De eerste aanzetten zijn reeds gedaan. Bijvoorbeeld via het GroenBoerenPlan wat geschreven is door vijf boerenorganisaties. Of met de opzet van de Caring Community samen met de Caring Vets en de Caring Doctors. Hier verenigen boeren, dierenartsen, doctors en consumenten zich die toe willen naar een duurzaam en gezond voedselsysteem.

Een besparing in de gezondheidszorg kunnen we verwachten als we gezonder en onbespoten gaan eten. Het zou een onderdeel kunnen zijn van preventieve gezondheidszorg. Als de consument, en de zorg hierover worden ingelicht en opgeleid.

Is dit alles nu zo moeilijk te realiseren? Nou, eigenlijk niet. Er zijn vele praktische zaken die we morgen kunnen uitvoeren. Deze zijn ook al in diverse notities aan ministers aangeboden. Kijk hierbij naar het GroenBoerenPlan. Denk dan aan het verhogen van onderzoeksbudgetten, het regelen van toegang tot grond, het doorvoeren van eerlijke prijzen waar ook de kosten van klimaat in berekend worden, het geven van voorlichting over duurzame voeding, het verankeren van duurzame voedselproductie in het onderwijs en het verlagen van BTW op groente en fruit.

Echter, als dan onze minister president gaat vertellen dat het echt allemaal niet zo gemakkelijk is, dat het al begint met de vraag ‘wat is nu precies groente en fruit?’ Ja, dán wordt het moeilijk. Dan blijven we liever praten dan doen. Er is niet voor niets geen gezegde: ‘waar een wil is is een weg’. Het begint dan ook met de echte wil om ons voedselsysteem radicaal te wijzigen. Dat is spannend. We gaan namelijk lopen en weten niet precies of we het juiste pad bewandelen. Maar er zijn meerdere wegen naar Rome. Eén ding weten we echter zeker: de huidige weg is doodlopend. Durf te kiezen en ga aan de slag.

Mocht ons voedsel uiteindelijk financieel duurder worden, dan is dat een sociaal en politiek vraagstuk wat daar ook opgelost moet worden. We laten niemand vallen. Maar dat produceren en consumeren binnen de draagkracht van de aarde financieel te duur zou zijn, kan nooit het argument zijn om dan maar te gaan produceren en consumeren buiten de draagkracht van de aarde.

Ik dank u voor de aandacht.

Change Inc.

schrijf je in voor de nieuwsbrief

Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!

Schrijf je nu in

Nieuws & Verhalen

Changemakers

Bedrijven

Events


Producten & Diensten


Lidmaatschap

Inloggen

Nieuwsbrief & Memberships


Over Change Inc.

Over ons

Waarom Change Inc.

Team

Partnerships & Adverteren

Werken bij Change Inc.

Pers & media

Onze partners

Contact

Start

Artikelen

Changemakers

Bedrijven

Menu