De locatie van het evenement was een toepasselijke. Culturele broedplaats RAUM, te vinden in de Utrechtse wijk Leidsche Rijn, houdt zich op allerlei manieren bezig met de toekomst van de stad. De Meet Up van Achmea, genaamd De Toekomst van Wonen, sloot daar naadloos op aan.
Hoe wonen we over 30 jaar?
“Wonen is een belangrijk onderwerp voor ons”, licht Liesbeth van der Kruit, directeur MVO bij Achmea, de reden voor het event toe. “Achmea biedt veel producten aan die met wonen te maken hebben, van verzekeringen tot hypotheken, en als vermogensbeheerder zijn we ook actief op de vastgoedmarkt. We willen daarmee bijdragen aan een gezonde, veilige en toekomstbestendige samenleving. Reden genoeg om de toekomst van wonen eens grondig te verkennen.”
“Dat kun je in je eentje doen, maar nieuwe kennis en inzichten doe je alleen op als je bij elkaar komt en erover praat”, vervolgt ze. “Daarom hebben we interne en externe experts bij elkaar gebracht, om gezamenlijk (en op laagdrempelige wijze) de toekomst te verkennen. Hoe wonen wij over 10, 20 en 30 jaar?”
Woningtekorten nemen toe
Dat is een belangrijke vraag, want wonend Nederland staat aan de vooravond van talloze uitdagingen en veranderingen. Van snel toenemende woningtekorten en woonlasten tot de noodzaak om in sneltreinvaart met verduurzaming en de circulaire economie aan de slag te gaan. Maar de uitdagingen gaan verder dan dat, stelt architect Marc Koehler tijdens de keynote speech van het event. Het gevoel van community is, met name in de stad, bijvoorbeeld snel aan het verdwijnen.
“We gaan steeds meer naar een samenleving toe waar iedereen in zijn eigen bubbel leeft. We laten onze boodschappen bezorgen, kijken films in onze home-cinema, de badkamer wordt ons wellness centre en zelfs de ware ontmoeten kan tegenwoordig via een app”, vertelt hij. “Met andere woorden: de individualisering neemt razendsnel toe. Dat brengt gevaren zoals segregatie, polarisatie en vervreemding met zich mee. Je ziet dat al gebeuren in Amsterdam, waar het inkomensverschil tussen wijken steeds groter wordt.”
De combinatie van bovenstaande uitdagingen zorgt voor een perfecte storm. De manier waarop we wonen, moet op meerdere fronten radicaal op de schop. En snel ook. Gelukkig zijn er oplossingen.
De open stad
Koehler pleit in zijn keynote voor open steden: een radicaal andere manier van gebiedsontwikkeling, die een duurzamere en hechtere woonomgeving mogelijk maakt. De architect is niet voor niets onderdeel van OpenBuilding.co, een collectief van Nederlandse architecten en designers die invulling geeft aan deze visie. Een open stad onderscheidt zich door drie elementen:
- Flexibiliteit: open steden bestaan uit aanpasbare, levensloopbestendige woningen en gebouwen, die mee kunnen bewegen met de tijd.
- Inclusie: open steden bevorderen diversiteit en een gevoel van community.
- Circulariteit: open steden bestaan uit circulaire gebouwen en stimuleren een levensstijl waar afval als grondstof behandeld wordt.
Flexibel bouwen
Tijdens de meet up van Achmea werden deze elementen nader behandeld in drie aparte deelsessies. Koehler nam de eerste sessie voor zijn rekening, over flexibel en adaptief bouwen. De architect is expert op dit gebied en brengt het zelfs al in de praktijk. Met Superlofts bijvoorbeeld: loftcomplexen met een modulair design, waardoor bewoners zelf de structuur en indeling van hun woonruimte kunnen bepalen. De gekozen indeling is, dankzij prefab bouwmethoden, gemakkelijk te demonteren en aan te passen, zodat de lofts kunnen meegroeien met de veranderende wensen van de huidige (of nieuwe) bewoners.
Dit wordt een open building-approach genoemd en is inmiddels een internationale beweging. Het heeft volgens Koehler veel voordelen. “Ik geloof heilig in de verticale stad, waar we op minder vierkante meters met meer comfort kunnen leven. Open building maakt dat mogelijk. En door hun flexibele karakter wordt de levensduur van gebouwen fors verlengd”, zegt hij. “Open building zorgt daarnaast voor een hernieuwd gevoel van community. Bewoners worden immers vanaf het begin betrokken bij de bouw van het loftcomplex, waardoor er vanaf het begin nauw contact ontstaat tussen de verschillende bewoners.”
Baugenossenschaften: inclusief en betaalbaar wonen
Dat gevoel van community is onmisbaar in de stad van de toekomst, vindt ook Peter Kuenzli, directeur van Gideon Consult en voorzitter van Het Rotterdams Woongenootschap. In de tweede deelsessie ging hij dieper in op zijn grote passie: Baugenossenschaften. Deze autonome en vrijwillig opgerichte wooncoöperaties staan onder leiding van bewoners zelf en zijn gemeengoed in onze buurlanden. In Nederland komen ze echter nauwelijks voor. Kuenzli wil daar verandering in brengen, want Baugenossenschaften zijn volgens hem hét middel om inclusie in de stad veilig te stellen.
“Steeds meer jonge gezinnen moeten de stad verlaten, omdat er simpelweg geen betaalbare woningen meer te krijgen zijn”, schetst hij. “Baugenossenschaften kunnen daar verandering in brengen, omdat ze geen winstoogmerk hebben. Hun enige doel is immers het realiseren van comfortabele en betaalbare woningen voor hun leden, waardoor de huurprijzen gemiddeld 10 tot 20 procent lager liggen.”
Wereldwijd kunnen miljoenen middenklassers op deze manier toch in de stad blijven wonen. In Zürich woont 20 procent van alle mensen bijvoorbeeld in een Baugenossenschaft. In Duitsland zijn dat er zo’n 2 miljoen. En daar komen prachtige dingen uit voort, weet Kuenzli: “Baugenossenschaften lopen vaak voorop als het gaat om inclusie, innovatie en duurzaamheid; ze zetten zich immers in voor hun eigen woon- en leefomgeving. Het is belangrijk dat ze ook in Nederland van de grond komen.”
Circulair denken
Doesjka Majdandzic, stedenbouwkundige voor de gemeente Zwolle, ging in haar deelsessie dieper in op de derde vereiste voor een toekomstbestendige stad: circulariteit. Ook daar is werk aan de winkel, want onze woonomgeving is vooralsnog verre van circulair. “We zien ons afval met z’n allen nog steeds als afval en niet als grondstof. We bezitten spullen vooral, terwijl we veel meer naar een deeleconomie toe moeten”, schetst Majdandzic het probleem. “Ook onze manier van bouwen is totaal niet ingericht op de circulaire economie; alles is aan elkaar geplakt en gelijmd, waardoor het bijna onmogelijk is om die grondstoffen nog voor andere doeleinden te gebruiken.”
Volgens Majdandzic ligt de sleutel tot verandering vooral bij onszelf: “We moeten anders naar onze grondstoffen leren kijken. Als we dat leren, kan het heel snel gaan. In de mobiliteit zie je het al gebeuren, daar maken deelauto’s een snelle opkomst.”
Van ego naar eco
We staan dus voor meer dan genoeg uitdagingen als het gaat over de toekomst van wonen. Achmea’s besluit om hier samen over na te denken, komt dan ook als geroepen. Samenwerking is namelijk belangrijker dan ooit, stelt Koehler. Ook zijn eigen rol als architect verandert hierdoor, van ego naar eco: “Een architect drukte vroeger heel nadrukkelijk zijn stempel op nieuwe woonprojecten, maar in de toekomst treedt hij steeds meer op als mediator en spin in het web. Het realiseren van nieuwe woonprojecten zal steeds meer een ronde tafel zijn, waar alle betrokkenen vanaf het begin gelijkwaardig hun zegje kunnen doen. Dat werkt kostenbesparend, brengt het gevoel van community terug en zorgt ervoor dat we duurzaamheid, circulariteit en flexibiliteit vanaf het begin in de plannen kunnen meenemen. Samenwerking is echt de sleutel.”
Wat heeft Achmea met (duurzaam) wonen?
Achmea biedt verschillende producten aan op het gebied van wonen. Verzekeringen en hypotheken zijn daar voorbeelden van, maar denk ook aan andere diensten die misschien iets minder voor de hand liggen. Groene daken van Interpolis bijvoorbeeld. En Klushulp, een online dienst waarmee klanten gemakkelijk klusjesmannen kunnen inhuren. Maar denk ook aan het aanschaffen van zonnepanelen via Centraal Beheer. Of BlueLabel: een tool die de klimaatbestendigheid van gebouwen in kaart brengt. Ook als vermogensbeheerder (met een vermogen van meer dan € 140 mrd) heeft Achmea ambitieuze doelen gesteld op het gebied van wonen. Zo moeten alle gebouwen in Achmea’s beleggingsportefeuille in 2021 een groen energielabel hebben (A, B of C). Dat gaat de goede kant op; momenteel staat de teller op bijna 92 procent.
Beeld: Willem Jan Ritman
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in