Met deze visie startte tapijttegelfabrikant Interface in 2015 het pilotproject Forest as a Factory in de Australische plaats Minto. Doel van het project was om biomimicry toe te passen: het toepassen van systemen en patronen uit de natuur om vraagstukken op te lossen. Drijvende kracht is niet zozeer CO2-reductie, maar een zoektocht naar manieren om net zoveel terug te leveren aan de natuur als de fabriek verbruikt.
In het pilotproject kijkt Interface naar milieuvriendelijke maatregelen in het gebouwontwerp. Zo stimuleert het bedrijf zijn werknemers om zuinig om te gaan met water en legt het groene daken aan, die regenwater opvangen en filteren voor gebruik. Dit draagt bij aan de lokale ecologie, maar ook aan de gezondheid van werknemers, die profiteren van de door beplanting gezuiverde lucht.
“Op zowel gebouw- als stedelijk niveau kunnen wij veel van de natuur leren om duurzaam en gezond leven te faciliteren”
Biophilic Design
Volgens Geanne van Arkel, Head of Sustainable Development bij Interface, zoekt de tapijtfabrikant continu naar manieren om de natuur te integreren in het productieproces van zijn tapijten, maar ook in zijn eigen gebouwen en de gebouwen van zijn klanten. Dit wordt aangeduid met de term Biophilic Design, waarbij de verbinding tussen mens en natuur wordt benadrukt. Belangrijke aspecten van Biophilic Design in gebouwen zijn het uitzicht, het fysieke contact, gezonde luchtkwaliteit, materiaalgebruik en beplanting in de binnen- en buitenomgeving.
“Op zowel gebouw- als stedelijk niveau kunnen wij veel van de natuur leren om duurzaam en gezond leven te faciliteren”, zegt ze. “In onze gebouwen maken we bijvoorbeeld gebruik van natuurlijke ventilatiesystemen die overdag warmte opslaan en vervolgens weer afgeven wanneer de temperatuur in de avond zakt. Hiermee besparen we ook energie, omdat we geen airconditioning nodig hebben om te koelen.”
Ook in het productieproces van tapijten maakt Interface zoveel mogelijk gebruik van materialen die er al zijn zoals gerecycled garen van ondermeerkapotte visnetten, en biobased garen gemaakt van de castorplant.
Slimme systemen
Volgens Van Arkel worden panden in veel gevallen zo gebouwd dat ze aan duurzame eisen voldoen, maar functioneel tekortschieten door geen rekening te houden met de gebruiker. Deze conclusie deelt ze met architect Paul de Ruiter van Paul de Ruiter Architects. De architect is ervan overtuigd dat duurzaamheidsvraagstukken ook op het niveau van de stad kunnen worden opgelost. Door de combinatie van verschillende gebouwfuncties en de toepassing van gesloten kringlopen, zegt de architect de CO2-uitstoot, waterverbruik en afvalstromen in te perken om gezonde steden te creëren.
“Een gezond gebouw moet voldoende frisse lucht naar binnen krijgen en zoveel mogelijk gebruik maken van natuurlijk daglicht”, zegt De Ruiter. “Energiezuinige gebouwen hebben lang niet altijd de eigenschappen die een gebouw gezond maken.” De architect stelt dat veel van de energiezuinige gebouwen alleen rekening houden met de winter, waar het energieverbruik het hoogst is. Hierdoor worden oplossingen als gebouwisolatie toegepast om de warmte zoveel mogelijk in het gebouw te houden. Het gevolg is dan dat de gebouwen in de zomer te warm zijn.
“We hebben dus slimme systemen nodig die in de winter voldoende verwarmen en tegelijkertijd het pand in de zomer koel houden.” Een oplossing hiervoor bedacht hij bij het ontwikkelen van het Amsterdamse Hotel Amstelkwartier, een gezamenlijk ontwerp van Mulderblauw Architecten en Paul de Ruiter Architects. In dit gebouw leveren de gevelelementen in combinatie met het klimaatsysteem een energiebesparing op van 65 procent. De gevel is voorzien van elektrische luiken die op het buitenklimaat reageren en gaan vervolgens open en dicht als de hotelgast niet op zijn kamer is. Dit voorkomt onnodig warmteverlies of opwarming in de kamers. Als een gast wel aanwezig is, kan hij de luiken zelf bedienen.
Volgens de architect maakt de gevel deel uit van het gebouwecosysteem dat de gasten voorzien van een prettig binnenklimaat en voldoende gezonde lucht. Daarnaast beschikt het groene gebouw over een kas bovenop het dak die het hotel van voedsel voorziet. Het restafval van de voedselproductie wordt vervolgens omgezet tot biogas. Door deze kringlopen te sluiten, zegt De Ruiter in samenwerking met adviesbureau Arup een integraal duurzaamheidsconcept te hebben opgeleverd.
“Bij de ontwikkeling van steden zien we eigenlijk dat we ons doel voorbij zijn geschoten"
Stad als ecosysteem
Naast gebouwen, worden de principes van Biophilic Design volgens Van Arkel ook toegepast in de stedelijke omgeving. Als voorbeeld noemt de duurzaamheidsspecialist van Interface de duurzame ambities van de gemeente Eindhoven. In dit initiatief heeft de gemeente de uitgangspunten van The Natural Step verwerkt, waarin bouwmaterialen uit de aardkorst in gesloten kringlopen worden gebruikt. Daarnaast heeft de gemeente zich tot doel gesteld om de natuur in stand te houden en waar mogelijk uit te breiden om aan de levensbehoeften van inwoners te kunnen voorzien.
Van Arkel: “Bij de ontwikkeling van steden zien we eigenlijk dat we ons doel voorbij zijn geschoten. We willen een gezonde en leefbare omgeving en vaak wordt er dan gekozen voor de snelste oplossing en niet voor de oplossing die ook op lange termijn stand houdt.” Door de eindgebruiker voortdurend te betrekken in het ontwerpproces, maar ook centraal te laten staan bij het maken van verschillende producten, ziet Interface kansen om een stad als ecosysteem te laten functioneren. Daarbij voorziet de stad voldoende in de levensbehoeften van zijn inwoners en wordt er zo min mogelijk verspild."
Foto: Hoofdafbeelding: Interface, In tekst-afbeelding: Hotel Amstelkwartier via Mulderblauw Architecten en Paul de Ruiter Architects, Voetafbeelding: Hotel Amstelkwartier via Mulderblauw Architecten en Paul de Ruiter Architects (Cropped by DuurzaamBedrijfsleven)
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in