De interesse in houten gebouwen neemt toe. Dat geldt niet alleen voor ambitieuze gemeenten, maar ook voor buitenlandse beleggers, merkt Yvonne Wattez van ingenieursadviesbureau Arup. “Die zijn bereid om meer te betalen voor een houten versie van het gebouw dan de betonnen versie.”
Wattez heeft daar wel een verklaring voor: de opkomst van duurzaam beleggen. Vanuit duurzaamheidsoogpunt is het heel logisch om hout - uit een duurzaam beheerd bos - boven beton te verkiezen. We zullen ook zo snel mogelijk meer met biobased materialen moeten bouwen. Anders halen we de klimaatdoelen uit het Parijsakkoord niet. De Europese Commissie schat dat er jaarlijks 260 miljard euro extra geïnvesteerd moet worden om Europa in 2050 klimaatneutraal te krijgen. De Commissie ziet daar een belangrijke rol voor beleggers.
Buitenlandse beleggers geïnteresseerder dan Nederlandse
Terwijl buitenlandse beleggers vanuit duurzaamheidsoogpunt al graag in houtbouw investeren, zijn Nederlandse beleggers en verzekeraars voorzichtiger. “Brand is nog altijd het grootste risico. Hoewel de kans statistisch laag is. Als schadeverzekeraar merken we dat vocht en water de meest voorkomende schades zijn”, zegt risk engineer Jermaine Muller van Achmea. “Bij betonbouw heeft dat een kleine impact, maar als je gaat bouwen met een materiaal dat best gevoelig is voor vocht dan kunnen er qua schade andere consequenties uitrollen.”
Maar: “Als het hout droog blijft gaat het eindeloos mee”, brengt Pablo van der Lugt er tegenin. Als onderzoeker en kwartiermaker biobased bouwen bij de TU Delft en het AMS-Institute weet hij veel van het bouwmateriaal af.
Zorgen dat hout droog blijft, is dus één van de manieren om de risico’s te verkleinen. Daar ziet Muller als risk engineer wel wat in. Als medewerker bij een schadeverzekeraar wil hij de risico’s zo klein mogelijk maken. Zo raadt hij mensen in houten huizen bijvoorbeeld aan om kitranden in natte ruimtes vaker te vervangen. “Hoe kunnen we met preventie de kans op een totaalverlies verkleinen, de schade-omvang beperken of helemaal elimineren?” Die vraag houdt hem dagelijks bezig.
Betaalbaarheid van houtbouw
Hoe verzekeraars denken over houtbouw is belangrijk, want zij spelen een rol in de betaalbaarheid ervan. “Ik weet van de bewoners van Haut (de nieuwe hout-hybride woontoren in Amsterdam waarvan Arup een van de initiatiefnemers is, red.) dat zij best wel een hoge premie moesten betalen aan de VvE voor de verzekerbaarheid”, zegt Van der Lugt.
Muller gaat als risk engineer niet over premies, maar hij weet wel dat er manieren zijn om het voor verzekeraars makkelijker te maken om mee te doen. Zo zou het kunnen dat er vier of vijf verschillende verzekeraars gezamenlijk een polis voor een gebouw opstellen. “Zodat het risico behapbaarder wordt voor elke individuele verzekeraar.”
Brandveiligheid in het Bouwbesluit
Een van de uitdagingen met houtbouw is dat het Bouwbesluit nog niet goed aansluit. Uit een recente literatuurstudie die Arup, TNO en Rise uitvoerde in opdracht van de NEN blijkt dat de huidige brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit/Besluit Bouwwerken Leefomgeving niet op alle massieve houtconstructies toepasbaar zijn. “Je kunt nu sec het Bouwbesluit volgen maar dat betekent niet dat je hetzelfde veiligheidsniveau haalt als voor betonnen gebouwen”, legt Wattez uit.
Dat komt doordat de huidige prestatie-eisen geen rekening houden met de eventueel verhoogde permanente vuurbelasting. “Als je hout toevoegt heb je extra vuurlast en het brandgedrag in zo'n woning is dan heel anders dan in een betonnen woning. Met name de brandduur is veel langer.”
“Die zorg delen wij als verzekeraar natuurlijk ook”, zegt Muller. Dat de aanwezigheid van hout ervoor kan zorgen dat scheidingen tussen woningen langer branden, is ook cruciale informatie voor de brandweer. Want die moet hogere gebouwen van binnenuit blussen. Tussen 20 tot 30 meter kan de brandweer van buitenaf blussen en vanaf 70 meter gelden er bepaalde hoogbouwregels. “Alles ertussen valt in de regelgeving in een best gevaarlijk grijs gebied”, vindt Muller. Daarom is het cruciaal om zo snel mogelijk het Bouwbesluit aan te passen. “Nog even een toevoeging hierop”, zegt Van der Lugt. “We hebben het nu over meerlaagse houtbouw boven de 30 meter.”
Dat betekent overigens niet dat de (hoge) houten gebouwen die nu worden gebouwd onveilig zijn. Bouwers treffen al allerlei (extra) maatregelen om brandveiligheid te waarborgen. De risico’s voor laagbouw liggen letterlijk nog veel lager, benadrukt Van der Lugt. Juist in dat segment ziet hij veel kansen voor houtbouw. “Houtbouw is eigenlijk het meest efficiënt tot tien verdiepingen, daarna heb je bijna altijd een aanzienlijke hoeveelheid beton nodig.” Dat betekent niet dat hij niet gelooft in hogere eyecatchers. “Een van de gave features van sommige houten gebouwen, zoals ook Haut, is dat je het hout in het plafond ziet. Dat geeft echt charme en cachet.” Ook zorgt het voor een fijner binnenklimaat. Dit soort gebouwen kunnen bijdragen aan de acceptatie van hout als bouwmateriaal.
Hout soms brandveiliger dan staal
Tijdens de ontwerpfase voert een bedrijf als Arup allerlei berekeningen uit naar brandveiligheid. Zo rekenen ze met een bepaalde ‘inbranddiepte’. Dat zegt iets over de hoeveelheid hout die verkoolt en wanneer het daardoor de noodzakelijke sterkte verliest. “Uiteindelijk is het heel erg van belang dat de kennis die er in ontwerpfase is ook wordt doorgegeven naar de andere fases. Dus dat het ontwerp bij de gemeente en ook bij de gebouweigenaar bekend is.”
Hout reageert anders op brand dan staal en kan door de manier waarop het verkoolt in bepaalde gevallen langer de sterkte behouden. Zoals sommige grote massieve blokken hout in een kachel soms zwart zijn van buiten, maar nog compleet intact zijn van binnen en soms zelfs vanzelf uitdoven. “Die zwarte koollaag isoleert en voorkomt dat de brand verder doorzet”, legt Wattez uit.
Dat massief hout in die zin soms veiliger kan zijn dan staal is bij weinig mensen bekend. Net als het feit dat bepaalde hittebestendige lijm ervoor kan zorgen dat gelamineerd hout zich tijdens een brand beter en voorspelbaarder gedraagt. “Dit laat ook weer een mooi hiaat in de kennis zien”, vindt Van der Lugt. “Het is nog best wel een nieuw onderzoeksgebied.”
Wetgeving bijschaven
“Er zijn een aantal landen die in dezelfde fase zitten als wij”, weet Wattez. “Die zijn ook de wetgeving aan het bijschaven zodat het passend is voor houtbouw.”
Bij landen die al wetgeving hebben varieert die van verplichte sprinklers tot het volledig ‘inpakken’ van hout. Als hout onbeschermd in zicht is dan zijn extra risicoanalyses en maatregelen nodig. “Ik ben heel blij dat wij daar als Nederland nu ook naar kijken”, zegt Wattez.
Muller benadrukt dat extra preventiemaatregelen zoals het plaatsen van sprinklers, het brandwerend bekleden van hout of kiezen voor gevelmateriaal dat niet goed brandt belangrijk is voor verzekeraars. Als houtbouw brandbestendig is dan is het makkelijker te verzekeren, stelt hij. Daarnaast is hij benieuwd wat er gebeurt na een brand. “Hoe weet je of een draagstructuur of houten casco nog veilig genoeg is voor bewoonbaarheid?” Het zou mooi zijn als ook hier richtlijnen voor komen. Voor een verzekeraar is het vervelend als een gebouw al na een relatief kleine brand (tijdelijk) onbewoonbaar wordt. Dat maakt herstel duur.
Kennisgebrek
Van der Lugt bekijkt het kostenplaatje juist vanuit de andere kant. Hij vreest dat er vanwege kennisgebrek over houtbouw bijvoorbeeld voor de zekerheid (nog) een extra sprinkler wordt gevraagd. Dat drijft de kosten op en zou grootschalige houtbouw kunnen vertragen terwijl hij vindt dat het om de klimaatdoelen te halen juist sneller moet.
In Rotterdam merkte Van der Lugt al dat houtbouw vertraagd werd door gebrek aan kennis bij de gemeente die de vergunning moest verlenen. “Bij het meerlaagse appartementengebouw Sawa in Rotterdam is er drie keer een check gedaan bij verschillende adviseurs of het qua constructie en brandveiligheid helemaal voldeed.” Zonde, vindt hij. De bouwsnelheid is namelijk één van de punten waarop houtbouw het nu financieel kan ‘winnen’ van traditioneel bouwen. “Door te prefabriceren kan je veel sneller bouwen met hout, maar dat kan alleen als je die vergunningen op tijd krijgt.”
Ook achterhaalde wet- en regelgeving zit grootschalige houtbouw nog in de weg. Zo zijn bouwers verplicht om een Milieu Prestatie Gebouwen (MPG) te verstrekken. Deze geeft aan wat de milieubelasting van de toegepaste materialen is. Daarin wordt niet meegewogen dat hout tijdens de groei CO2 opslaat en daardoor - zolang het niet wordt verbrand of vergaat - als een CO2-bank werkt.
Daarnaast gaat men er bij fossiele materialen volgens Van der Lugt vanuit dat deze grotendeels worden hergebruikt terwijl men er bij biobased materialen vanuit gaat dat deze aan het einde van het gebruik worden verbrand. “Dat is een belangrijk stukje regelgeving waarin houtbouw en biobased bouw echt worden belemmerd, want met name grote houten elementen en balken zijn uitstekend geschikt voor hoogwaardig hergebruik.”
Zo snel mogelijk meer bouwen met hout
Moeten we vanwege achterhaalde wet- en regelgeving en kennisgebrek nog even wachten met grootschalige houtbouw? Nee, de experts zijn het erover eens dat dát zeker niet de weg voorwaarts is. “Die kennis die komt natuurlijk bij het bouwen”, zegt Wattez. Zo leverde de ontwikkeling van Haut veel kennis op. “Daarmee kunnen wij ook weer het proces versnellen. Dus we moeten wel doorgaan.” Van der Lugt vult aan: “Zeker gezien de grote klimaatvoordelen die houtbouw oplevert.”
Zelfs risk engineer Muller is het ermee eens dat het tijd is voor houtbouw, maar hij kan het niet laten om nog één keer voorzichtigheid te bepleiten. “Moeten we zo snel mogelijk bouwen in hout? Ik zeg ja, mits er goed nagedacht wordt over de consequenties en risico's. Ga niet over één nacht ijs.”
Meer lezen?
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in