Als gevolg van het Klimaatakkoord zit de isolatie van woningen in de lift. Maar bij het isoleren van huizen moeten huizenbezitters en woningcorporaties wel rekening houden met de Wet natuurbescherming. Die wet en het Klimaatakkoord zitten elkaar soms nogal in de weg. Door wettelijke verplichtingen kunnen de werkzaamheden vertraging oplopen. Het soortenmanagementplan (SMP) biedt een praktische oplossing voor natuurbehoud, die verduurzaming van woningen niet in de weg zit.
Mussen, zwaluwen en vleermuizen
De Wet natuurbescherming verlangt uitgebreid onderzoek voorafgaand aan isolatiewerkzaamheden. Huizenbezitters moeten, voordat ze gaan isoleren, eerst onderzoeken of er dieren in de spouwmuur of onder het dak verblijven. Dit kunnen bijvoorbeeld huismussen, gierzwaluwen of vleermuissoorten zijn. De dieren zijn wettelijk beschermd. Het is niet toegestaan ze te doden of hun verblijfplaats aan te tasten. Pas als aangetoond is dat er geen dieren verblijven of alternatieve plekken worden aangeboden, kunnen isolatiewerkzaamheden van start gaan.
Ecologisch onderzoek
Om precies te weten of er dieren in een woning huizen, moet een ecoloog onderzoek doen. Die kan kijken wanneer ze aanwezig zijn en wat ze daar doen. Zitten er bijvoorbeeld vleermuizen in de spouw die er een winterslaap houden of juist hun kraamperiode doorbrengen? Nestelen er vogels onder de dakrand of zoeken dieren beschutting in het huis op hete zomerdagen? Zo’n uitgebreid onderzoek neemt een heel zomerhalfjaar (een periode van een halfjaar binnen de maanden maart tot en met oktober) in beslag. Bovendien is er in Nederland een groot tekort aan ecologen. Ook moet er na het onderzoek een ontheffing worden aangevraagd bij de provincie. En met die ontheffing in de hand moeten maatregelen worden genomen om vleermuizen en broedvogels te beschermen. Voordat de isolatie kan starten ben je al snel twee jaar verder. Dit alles vertraagt de energietransitie.
Soortenmanagementplan, een snelle route
Max Klasberg, adviseur stadsecologie en natuurwetgeving bij adviesbureau Arcadis, bedacht het soortenmanagementplan dat het isolatietraject flink kan versnellen. Het SMP bestaat uit twee delen. Het eerste deel is simpel: ga ervan uit dat er dieren in de woning verblijven. Klasberg: “Je hoeft eigenlijk niet te weten of er dieren in een huis zitten. Je moet er gewoon vanuit gaan dát ze er zijn. De voorkeursplekken zijn bekend. Bij isolatie van daken en gevels heb je bijna altijd te maken met effecten op beschermde soorten.” Concreet betekent dit dat isolatiewerkzaamheden moeten plaatsvinden in de maanden september tot en met februari. “Dit is de minst kritische periode voor alle gebouwbewonende soorten, namelijk buiten de broedperiode van huismus en gierzwaluw en kraamperiode van vleermuizen.”
Gebiedsaanpak
Het tweede deel is een gebiedsaanpak. In plaats van per huis te kijken welke diersoorten er aanwezig zijn, brengt één overkoepelend ecologisch onderzoek beschermde diersoorten per gebied en woningtype in kaart. Dit is niet alleen efficiënter, maar ook natuurvriendelijker omdat er naar het hele leefgebied wordt gekeken: zowel naar de geschiktheid van gebouwen als naar de omliggende natuur. Dit geeft een completer beeld van alles wat die soorten nodig hebben om te overleven in een stedelijk milieu.
Terugkeer
Het is niet alleen belangrijk om te isoleren op het moment dat er geen dieren aanwezig zijn. Minstens zo belangrijk is het dat de dieren na het isolatieproject terug kunnen komen. De beste manier om dat te doen is volgens Klasberg door 'natuur-inclusief' te isoleren. “Dit doe je bijvoorbeeld door een spouwmuur net niet helemaal tot boven op te vullen met isolatiemateriaal of een dak vanbinnen te isoleren in plaats van aan de buitenkant.” Inbouwoplossingen zijn een andere optie. “Een inbouwsteen is zo groot als een baksteen en speciaal gemaakt voor bijvoorbeeld vleermuizen of gierzwaluwen. Met zo’n steen in de spouwmuur zorg je voor een blijvende oplossing voor die dieren.”
Woningcorporaties
Het soortenmanagementplan is een uitkomst voor woningcorporaties die vaart willen maken met verduurzamen. Zij kunnen op deze manier een generieke ontheffing krijgen voor al hun woningen en mogelijke werkzaamheden, terwijl het ecologisch onderzoek per project loopt of zelfs nog moet worden gestart. Een ecoloog moet wel een kort uitvoeringsplan maken dat zich richt op de specifieke situatie van een project. Bij onverwachte zaken wordt in overleg met de provincie of omgevingsdienst de verdere aanpak van zo'n project bepaald.
Voorspellingsmodel
Om vooraf meer zekerheid te krijgen over de aanwezigheid van dieren in gebouwen, heeft Arcadis ook nog een digitaal voorspellingsmodel ontwikkeld. Dat werkt vrij eenvoudig. Is de omgeving geschikt voor een bepaalde soort én is het gebouw een geschikte verblijfplaats? Dan moet je er vanuit gaan dat de soort er zit. Bij een ongeschikt gebouw in een ongeschikte omgeving is die kans veel kleiner. Door dit vaak te doen en te testen wordt de voorspellende waarde van het model steeds groter. Los hiervan wordt aanvullend onderzoek gedaan naar belangrijke verblijfplaatsen zoals kraamkolonies van vleermuizen. Dit is minder arbeidsintensief dan een onderzoek per gebouw en dus een oplossing voor het capaciteitsgebrek onder de ecologen.
Luister ook:
Of lees ook:
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in