Dat staat in het actieplan ‘Duurzame Impact Strategie Infra’. Het plan is onder begeleiding van Nyenrode Business Universiteit opgesteld door een groep van achttien professionals uit de infrasector. Zij werken bij kennisinstituten, Rijkswaterstaat, provincies, grote en kleinere aannemers en deden dit op persoonlijke titel. De groep kwam de afgelopen maanden op de universiteit bij elkaar op initiatief van Rijkswaterstaat en Dura Vermeer Divisie Infra. Allemaal hopen ze een versnelling te bereiken in het verduurzamen van de infrasector.
Emissievrij en circulair
Volgens de groep moet de wegenbouw minder beslag leggen op de schaarse ruimte in het land, moeten gebruikte materialen en machines emissievrij worden en moeten projecten circulair worden uitgevoerd, zodat er minder grondstoffen nodig zijn. Verder willen ze manieren vinden om ondanks de problemen met stikstof, fijnstof en CO2 nieuwe wegen te blijven aanleggen. Ondanks de krapte op de arbeidsmarkt willen ze werknemers blijven interesseren voor een baan in de grond-, weg- en waterbouwsector, bij de overheid of de bedrijven die daarin actief zijn.
Jaarlijks 7,1 miljard kilo asfalt gebruikt
In de infrasector wordt jaarlijks zo’n 14,5 miljard euro omgezet. In de klimaatwet staan acht routekaarten om deze sector te verduurzamen. De schrijvers van het rapport concentreren zich vooral op de wegenbouw, oftewel de wegverharding. Dat heeft soms raakvlakken met de aanleg van kunstwerken, riolering en bekabeling. De infrasector stoot jaarlijks 3,5 miljoen ton CO2 uit. Wegverharding veroorzaakt daarvan het grootste deel. Ook wordt er jaarlijks 7,1 miljard kilo asfalt gebruikt. Dat is 2,9 procent van alle gebruikte materialen in Nederland.
“Met de verduurzaming van wegverharding kunnen we een flinke slag maken”, zegt medeauteur Ludo Hennissen, programmamanager transitiepad duurzame wegverhardingen bij Rijkswaterstaat. “De transitie moeten we echt samen en sector-breed aanpakken.”
Marktwerking voert boventoon
Nederland heeft het hoogste recyclingpercentage van asfalt in de EU. Van de 4,7 miljard kilo oud asfalt dat jaarlijks vrijkomt, wordt 30 procent hergebruikt in funderingen en 70 procent in de productie van nieuw asfalt. Bijna de helft van al het nieuwe asfalt wordt gemaakt met gerecycled materiaal. Toch zorgt de productie, het gebruik van asfalt en het gebruik van zware machines voor de hoge CO2-uitstoot van de sector.
De huidige aanpak van projecten voor wegverharding moet anders, stelt het rapport. Het merendeel daarvan wordt als afzonderlijk project aanbesteed door Rijkswaterstaat, provincies en gemeenten. Het werk wordt uitgevoerd door een aantal grote bouwbedrijven en 2000 mkb-bedrijven. Vaak werken ze hierin samen in een consortium. Hoewel de overheid steeds meer eisen op het gebied van duurzaamheid stelt, is de kostprijs nog steeds doorslaggevend. Dat betekent dat de aannemer of combinatie die als goedkoopste of meest efficiënte uit de bus komt, de aanbesteding wint. Deze marktwerking is in de jaren 90 ontstaan, toen de overheid zich terugtrok. Klimaatverandering vereist echter dat bedrijven en overheden het weer samen gaan doen.
Duurzame projecten niet beloond
Volgens het rapport wordt de markt nu niet beloond voor het indienen van het meest duurzame alternatief. De noodzaak om dit systeem te veranderen ontbrak tot nu toe. Er zijn genoeg marktpartijen die duurzame en circulaire technologie kunnen aanbieden, maar die projecten zijn vaak slecht financierbaar en hebben te veel risico’s. Ook is er vaak geen ruimte om te experimenteren bij de aanleg of het onderhoud van wegen. De niet-duurzame gevolgen van wegenbouwprojecten worden nu gevoeld door omwonenden, niet door overheid of marktpartijen.
Toekomstplaatje in 2030
Hoe moet het dan? Hoe ziet een schone, toekomstbestendige infrasector eruit? Het rapport schets daarvoor een toekomstplaatje. De sector kan al in 2040 klimaatneutraal zijn en geen CO2 meer uitstoten. Het wegennet in Nederland beslaat momenteel 895 vierkante kilometer. Dat is 2,2 procent van de totale oppervlakte van het land. Dat net hoeft volgens het rapport niet verder te groeien en kan zelfs kleiner worden omdat er andere vervoersvormen komen. In 2030 is de infrasector klimaatadaptief en 100 procent circulair. Het wordt maatschappelijk geaccepteerd dat routes in bepaalde periodes niet begaanbaar zijn omdat ze onder water staan. Door de inzet van betere technieken is wegverharding hier tegen bestand. Verder dragen wegen bij aan het verminderen van hittestress in steden. De overheid biedt volop ruimte aan het toepassen van nieuwe technieken, waarin Nederland wereldwijd koploper is. Die zijn er nu al. Zo heeft Dura Vermeer ervaring opgedaan met volledig elektrische asfaltsets en het gebruik van 100 procent circulair asfalt.
Overheid als regisseur
Dit soort duurzame en circulaire technieken wordt echter niet op grote schaal toegepast. Daar zouden overheden bij de aanbesteding nadrukkelijker om moeten vragen. Ook kunnen ze het gebruik van vervuilende asfaltmengsels uitbannen. Om verder te verduurzamen moeten de spelregels van de wet- en regelgeving veranderen. Daardoor kunnen aannemers meer kennis over technieken uitwisselen en samen optrekken in plaats van concurreren. Zo krijgen marktpartijen de ruimte om duurzame strategieën te ontwikkelen en te implementeren.
De overheid moet meer de regisseursrol pakken en vaststellen welke milieu-impact de totale infrasector per jaar mag veroorzaken. Bijvoorbeeld hoeveel CO2 de sector mag uitstoten. In plaats van te sturen op de milieukosten per project, moet ze sturen op de milieukosten van de hele infrasector. Dat kan betekenen dat sommige projecten niet door kunnen gaan of uitgesteld worden.
Welzijn in plaats van welvaart
Een ander detail: nu heeft elke aannemer zijn eigen data- en informatiesystemen waarmee hij aanbestedingen ingaat en oplossingen uitrekent. In 2030 moet er volgens het rapport één centrale databank zijn, waar publieke organisaties, marktpartijen en burgers ongestoord toegang toe hebben. Op basis van die data kan gekozen worden voor de beste, meest duurzame infra-oplossing. Er wordt niet alleen naar afzonderlijke projecten gekeken, maar naar de totale maatschappelijk impact van infra. Bij de aanleg van nieuwe wegen staat niet meer de welvaart en het economisch belang voorop, maar zaken als welzijn, gezondheid en een aangenaam leefklimaat. Wat het zwaarst weegt, wordt door de overheid en de marktpartijen samen vastgesteld.
Eerste stap
De initiatiefnemers gaan het actieplan delen binnen hun organisatie en daarbuiten. Ze bundelen de reacties en komen in het najaar met een vervolg. Wendeline Besier, programmadirecteur duurzaamheid bij Dura Vermeer Divisie Infra, is blij met de scherpe conclusies uit het rapport. “Dit is een eerste stap en zal voor eenieder van ons, en hopelijk meer collega’s in de sector, een gids zijn bij de uitdagingen die wij elke dag ervaren om verduurzaming van de infrasector te versnellen. Laten we met elkaar aan de slag gaan”, zegt ze.
André Nijhof, hoogleraar duurzaam ondernemen en stewardship op Nyenrode Business University, is trots dat partijen samen deze analyse hebben kunnen maken. “Duurzame transities zitten muurvast als iedereen alleen naar anderen wijst”, zegt hij. “Versnelling ontstaat juist als betrokkenen de wil tonen om te veranderen en daarbij lastige keuzes niet uit de weg gaan. Die wil troffen we volop aan bij deze groep betrokkenen vanuit de infrasector.”
Lees ook:
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in