Volgens Faas Moonen heeft dat alles te maken met het gebrek aan kennis. Hij is universitair hoofddocent Innovatief Constructief Ontwerpen bij TU Eindhoven. “Bouwbedrijven zijn nog lang na de bouw aansprakelijk voor de gebruikte bouwmaterialen. Dit kan oplopen tot wel tien jaar. Van beton en staal zijn de risico’s inmiddels wel bekend. Dat geldt niet voor diverse soorten biobased materialen. Je kunt je voorstellen dat bedrijven dan toch terughoudend zijn om die nieuwe, natuurlijke materialen te gebruiken.”
Onderzoek
Moonen doet dan ook veel onderzoek naar biobased bouwmaterialen. Want hoe meer er over bekend is, hoe beter. Al vormen al die onderzoeken een rem op innovaties. “Ondertussen is de techniek rondom biobased bouwmaterialen verder dan de proeven. Er is nu al weer veel meer mogelijk, maar we kunnen dat niet toepassen omdat de uitgebreide testen nog worden uitgevoerd met oudere varianten.”
Toch gaat veiligheid voor alles, zegt Moonen. “Als je één keer een flink schadegeval hebt met bijvoorbeeld een biobased brug, dan is het meteen einde biobased brug. Je moet dus ook erg voorzichtig zijn.”
Meetmiddelen
Een andere manier om de veiligheid te garanderen, zijn meetmiddelen in gebouwen en bruggen. “Als het dan dreigt fout te gaan, zie je dat in een hele vroege fase aankomen. Je kunt dan reparatie- en herstelwerkzaamheden uitvoeren voordat het écht fout gaat”, aldus Moonen.
Speciale sensoren
Zo heeft TU Eindhoven samen met partners speciale sensoren ontwikkeld. Deze registreren hoe biobased materialen zich gedragen. “Je kan het zien als een soort glasvezelkabels”, legt Moonen uit. “Daar gaat een lichtsignaal doorheen, welke op bepaalde stukken wordt gereflecteerd. Uit de reflectie van het signaal wat erin gaat en wat er weer uit komt, kun je kijken hoe een biobased brug doorbuigt. Er zitten ook sensoren in die de temperatuur en het vocht meten.”
Vuilniswagentje
Die metingen worden doorgespeeld naar specialisten. Zij vertalen de elektrische signalen in concrete informatie voor bouwkundigen. De kunst is om al deze informatie goed te lezen. Moonen neemt de biobased voetgangersbrug in Almere waar de sensoren in verwerkt zijn als voorbeeld. “Een aantal ochtenden per week reed daar om zeven uur een vuilniswagentje overheen. Die voetgangersbrug kan dat makkelijk aan, maar je ziet het wel terug in het signaal. Ga je bijna iedere ochtend een melding afgeven dat de brug te veel doorbuigt, dan wordt de waarschuwing op een gegeven moment niet meer serieus genomen. Je moet die signalen dus goed analyseren en interpreteren. Je wil namelijk niet te veel, maar ook zeker niet te weinig meldingen maken.”
Het vuilniswagentje in Almere kwam aan het licht omdat er een herhaling zichtbaar was. Moonen: “Dan weet je: daar moet gewoon iets gebeuren.” Na een gesprek met de beheerder werd de oorzaak achterhaald.
Bruggen en gebouwen
De sensoren zijn toepasbaar op bruggen, maar ook op binnenwanden en daken van gebouwen. Soms worden de sensoren in het biobased bouwmateriaal verwerkt, zoals bij vlas het geval is. Andere keren worden ze erop gelijmd. Bij het storten van biobased beton kunnen de sensoren namelijk kapot gaan.
De sensoren worden daar aangebracht waar het nodig is, vertelt Moonen. “We hebben computermodellen ontwikkeld, die geven de belangrijke plekken in bouwwerken aan. De digitale analyse vertelt precies welke plekken we moeten meten.”
Nu nog niche
De sensoren zijn inmiddels een aantal jaar in gebruik. Moonen noemt het een opkomende technologie. Hij is er zeker van dat deze innovatie biobased bouwen een boost gaat geven. “Al duurt het wel even voordat je de branche hebt overtuigd. De bouwbranche bestaat uit kleine en lokale partijen. Er zijn niet één of twee spelers die de hele markt beheersen. En je zal naast opdrachtgevers ook bouwers moeten overtuigen. En dan zijn er ook nog technische mensen nodig die berekeningen en ontwerpen moeten maken, zodat duidelijk wordt wat wel en wat niet kan met bepaalde natuurlijke materialen. Het is dus een lang en complex proces, maar ik ben ervan overtuigd dat het heel kansrijk is.”
Moonen hoopt dat het bouwen met biobased materialen uiteindelijk de norm wordt in plaats van niche. “Ook de overheid kan die versnelling inzetten door te zeggen: het kan, dus het moet.” Hij kijkt daarbij naar de festivalwereld. “Inmiddels zijn er alternatieven voor vervuilende dieselgeneratoren beschikbaar. De gemeente Amsterdam heeft in een stadsdeel gezegd: geen dieselgeneratoren meer. Je doet het maar elektrisch, anders geen festival. Die verordeningen zijn er nu en dan gaan het ineens heel snel.”
Subsidies
Ook subsidies kunnen biobased bouwen versnellen. Moonen is zelf betrokken bij diverse projecten, mede gefinancierd met overheidsgeld. “Innovaties brengen nou eenmaal financiële risico’s moet zich mee. Je weet nooit helemaal zeker dat het lukt. Een subsidie dekt gedeeltelijk de kosten. Het kan net dat duwtje in de rug zijn om serieus aan de slag te gaan met een nieuw idee of veelbelovende innovatie. Het ontwikkelen en testen van de sensoren is arbeids- en kostenintensief. Zonder subsidie was dit project niet van de grond gekomen. Tegelijkertijd draagt het gebruik van biobased materialen wel bij om de bouwsector te verduurzamen. De branche veroorzaakt nog altijd 30 procent van de broeikasgassen.”
Duurzame technieken en innovaties kunnen ook vanuit het bedrijfsleven ontstaan, erkent Moonen. “Maar Europese subsidieprogramma’s vereisen meerdere projectdeelnemers. Daar zitten opdrachtgevers, universiteiten en verschillende deskundigen bij. Met z’n allen kunnen we veel beter conclusies trekken uit wat we in zo’n project zien. Zo kunnen we de transitie echt versnellen.”
Stok achter de deur
Dan hebben subsidies volgens Moonen nog een groot voordeel. “In een subsidietraject heb je een leveringsplicht. Dit betekent dat er uiteindelijk wat opgeleverd moet worden. Ik ben ervan overtuigd dat zonder die plicht alle innovatieve projecten waaraan ik heb meegewerkt vroegtijdig stop zouden zijn gezet. Het is dus een goede stok achter de deur.”
‘We laten wel wat liggen’
Maken we al genoeg gebruik van alle subsidies en potjes die beschikbaar zijn om de bouw te verduurzamen? “Deels”, zegt Moonen. “Helaas weten bedrijven in de bouw niet altijd dat er diverse subsidieprogramma’s zijn. Is het wel bekend, dan is het vaak een heel karwei om door al het papierwerk en de selectierondes heen te komen. Dat maakt het voor mkb-bedrijven niet gemakkelijk om een aanvraag in te dienen, terwijl daar de meeste ideeën liggen. In dat opzicht laten we wel wat liggen.”
Aan de andere kant is die strenge procedure er niet voor niets, weet Moonen. “Het is publiek geld. Het moet goed worden besteed. Dat neemt niet weg dat zo’n lastig systeem met veel papierwerk ook negatieve effecten heeft. Maar gelukkig zijn de positieve kanten nog altijd ver in de meerderheid en kunnen we als universiteit de bedrijven goed helpen.”
Lees ook:
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in