De gemiddelde boom bestaat voor 40 tot 50 procent uit cellulose. Het is daarmee het meest voorkomende polymeer (een lange keten van moleculen) op aarde. We gebruiken het vooral voor de productie van papier, maar er zijn meer toepassingen. Grondstoffen op basis van cellulose worden bijvoorbeeld ook verwerkt in biocomposieten of toegepast als vezelversterking in bouwmaterialen. En het is interessant voor de chemische industrie, omdat er van cellulose in een biochemisch proces glucoses gemaakt worden die vervolgens worden gebruikt voor de productie van bioplastics.
“Het is een geweldige grondstof: biodegradeerbaar en met een lage CO2-impact”, zegt Erik Pijlman, directeur en oprichter van Recell. Doodzonde dus dat zoveel cellulose momenteel op de afvalbelt of in ovens belandt. Hoeveel? Pijlman schat dat alleen in Europa al 20 miljoen ton cellulose per jaar verloren gaat.
Drie stromen cellulose
Cellulose is grofweg op te delen in drie stromen: primair, secundair en tertiair. Voor primaire cellulose worden bomen gekapt, waarna de papier- en pulpindustrie het gekapte hout verwerkt tot papierproducten. De secundaire stroom is oud papier, dat opnieuw gebruikt kan worden voor papierproductie. De derde (tertiaire) stroom wordt niet meer teruggenomen door de papier- en pulpindustrie, omdat die er niets meer mee kan. Denk aan etiketten op glazen potjes en plastic flesjes, hamburgerverpakkingen en tissues. Maar ook oud textiel bevat veel cellulose vanuit de katoenvezel, net als de afvalstromen van rioolwaterzuiveringen.
“Met die derde stroom, die normaal gesproken verloren gaat, kunnen wij goed uit de voeten”, zegt Pijlman. Hij richtte in 2017 Recell op en ontwikkelde een methode om deze cellulose een herbestemming te geven. Dochterbedrijf Cellvation is in staat om cellulose in afvalstromen te isoleren en terug te winnen, met behulp van zeef- en opschoontechnieken. Vervolgens ‘knipt’ Recell de cellulose (een polymeer) op tot de bouwsteentjes waar het uit bestaat (monomeren). Zo produceert het onder andere hoogwaardige glucosemoleculen (lees: suikers), een halffabricaat waar de chemische industrie bioplastics van maakt. Daar gebruikt de chemische industrie normaal gesproken landbouwgewassen voor, maar dat wordt op deze manier vermeden.
Milieu-impact omlaag, kosten omlaag
Ook in de bouw- en infrasector kan de cellulose van Recell toegepast worden, als vezelproduct. Bijvoorbeeld door het te verwerken in betonasfalt, waardoor de milieu-impact van het materiaal lager uitvalt. En de kosten en CO2-footprint van biocomposieten dalen als de cellulose van Recell erin verwerkt wordt. Momenteel bouwt dochteronderneming Cellvation een commerciële productielijn in Utrecht om de bouwsector op schaal te kunnen bedienen. “Als vezelproduct voor de bouwsector zijn we nu al concurrerend”, aldus Pijlman.
Voor de chemische industrie is het nog niet zover. Maar als Recell eenmaal een bepaalde schaalgrootte bereikt, zal het ook daar kunnen concurreren, zegt Pijlman. En die schaalgrootte bereikt het op den duur wel, verwacht hij: “De chemische industrie moet verduurzamen en wij bieden daar een interessante oplossing voor. Ons product is circulair, vereist geen landgebruik en nauwelijks watergebruik, heeft een lage energievraag en omdat we het terugwinnen uit afvalstromen heeft het een negatieve CO2-impact. Het concurreert daarnaast nooit met voedselproductie. Alle ingrediënten voor opschaling zijn aanwezig.”
Veel voordelen aan de productiekant dus. Maar ook voor de bedrijven die afvalstromen met cellulose produceren, kan Recell een interessante partner zijn. Een deel van hun afvalstroom krijgt immers aantoonbaar een duurzame herbestemming als Recell ermee aan de slag gaat. En dat levert, naast een goed verhaal, ook CO2-certificaten op.
Demonstratiefabriek in Groningen
Recell opende onlangs een demonstratiefabriek bij een rioolwaterzuiveringsinstallatie in Leek (Groningen). Die is in staat om jaarlijks 100 ton glucosemoleculen voor de chemische industrie te produceren. “Daar onderzoeken we onder andere hoe we de productie van glucose uit verschillende afvalstromen kunnen optimaliseren”, zegt Pijlman. “En we zetten hiermee natuurlijk een serieuze stap richting commercialisatie.”
Want dat is uiteindelijk het doel van Recell. In 2025 verwacht het bedrijf al een fabriek te openen met een capaciteit van 50.000 ton. Maar de potentie is vele malen groter, besluit Pijlman: “Die 20 miljoen ton cellulose die elk jaar in Europa verloren gaat, hopen wij in de toekomst om te toveren naar groene grondstoffen. En dat is een serieuze ambitie, geen droom.”
Lees ook:
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in