Afgelopen jaar leverde technisch dienstverlener en energieleverancier Engie samen met haar partners in de gemeente Zaanstad het eerste open warmtenet om woningen mee te verwarmen. ‘Open’ betekent dat er onafhankelijk netbeheer is, waarmee het toegankelijk is voor diverse warmtebronnen, - leveranciers en -afnemers. Volgens Jeanke van der Haar, manager business development bij Engie en verantwoordelijk voor duurzame gebiedsontwikkeling, is een warmtenet een goed duurzaam alternatief voor de gasgestookte cv-ketel. “En om een warmtenet te kunnen realiseren is samenwerking met andere publieke- en private partijen essentieel.”
Warmtenet in Zaandam-Oost
Het idee voor het Zaanse warmtenet ontstond op een bijeenkomst van de gemeente in oktober 2013. “Wij stelden als gemeente de belangen van de gebruikers centraal. Aan de ene kant moesten fabrieken betalen om hun warmte af te voeren, maar verderop willen mensen douchen,” blikt Jan Schreuder van de gemeente Zaanstad terug. De gemeente bracht de partijen - van netwerkbeheerders, leveranciers tot woningbouwcorporaties en de Zaanse industrie - bij elkaar om zo tot een duurzame oplossing te komen, want Zaanstad heeft het streven in 2040 een klimaatneutrale gemeente te zijn. Nu moesten ze nog op zoek naar een geschikte plek waar vraag en aanbod van de warmte betaalbaar bij elkaar komen.
Dat werd een buurt in Zaandam-Oost waar twee corporaties samen vijf flatgebouwen wilden verduurzamen en waaraan twee nieuwbouwlocaties gekoppeld werden, vertelt Van der Haar van Engie. In totaal werden 2.200 woningen aangesloten aan het warmtenet. Engie werd energieleverancier, en BioForte wilde duurzame warmte produceren met een biomassacentrale op basis van lokaal groen- en snoeiafval. Als partner voor het transport werd samengewerkt met Firan, een dochter van Alliander. De gemeente Zaanstad stapte met de Provincie Noord-Holland in als medeaandeelhouder van de infrastructuur om de kosten te drukken, en om sturing te geven aan de ontwikkelingen. Zo is ‘het Zaanse model’ ontstaan.
Lees ook: Datagestuurd laadpalenproject in Utrecht van start
Publiek-private samenwerking: het ‘Zaanse model’
Bijzonder aan het Zaanse project is de publiek-private samenwerking tussen gemeente, netwerkbeheerder en de warmteleverancier met de verschillende afnemers als woningbouwcorporaties, verenigingen van eigenaren, nieuwbouwontwikkelaars én scholen. Dit heeft geleid tot een warmtenet waar de infrastructuur in publieke handen is. De bronnen en de warmteleverancier worden door de afnemers zelf gekozen.
Hierin is gezamenlijk het systeemontwerp en de business case gemaakt, die voor alle partijen acceptabel is. Een intensief proces. “Alle partijen hebben verschillende belangen en kijken door hun eigen bril naar duurzame warmte. We hebben daarom veel tijd geïnvesteerd om elkaar beter te leren kennen en te begrijpen en om samen tot een overeenkomst te komen. Het heeft van iedereen gevraagd om vanuit elkaars perspectief te kijken, en het lef te tonen om anders te werken dan we tot nu toe deden. De gemeente Zaanstad zet hiermee een enorme stap in de verduurzaming van haar gemeente,” zegt Van der Haar.
De complexiteit van het opzetten van nieuwe warmtenetten wordt veroorzaakt door de veelheid aan betrokken partijen en de directe koppeling tussen de warmtebron en de afnemer. Een korte transportafstand is van belang omdat tijdens de distributie van het warme water door de leidingen naar de huizen er wel tot 20 procent aan warmte verloren kan gaan. Daarnaast is belangrijk te weten naar welke woningen het verwarmde water gaat, en de wijze waarop ze vandaag en straks geïsoleerd zijn. Afnemers hebben zo direct invloed op het systeem en de kosten: want hoe beter de woningen geïsoleerd zijn, hoe lager (en daarmee goedkoper) de temperatuur van het aangeleverde water hoeft te zijn.
Lees ook: Amsterdam knoopt warmtenetten aan elkaar voor meer duurzaamheid
Collectief warmtesysteem voor veel gebouwen de oplossing
Volgens Engie is een collectief warmtesysteem voor 30 tot 40 procent van de gebouwen uiteindelijk de betrouwbaarste en voordeligste oplossing. Daarbij is het organiseren van draagvlak essentieel, omdat je ingrijpt bij mensen thuis. En als potentiële afnemers afhaken zet dat het business model onder druk. Heldere communicatie over wat er staat te gebeuren bij de aanleg van een warmtenet is daarom belangrijk. “Collectieve warmtesystemen zijn net zoveel een technische, als een sociale en financiële opgave”, zegt Van der Haar. “Wij mengen ons dus in het publieke debat, om zo partijen het vertrouwen te geven dat het kán. Maar het kan alleen samen. Het is voor de energietransitie belangrijk dat we openstaan voor samenwerking met iedereen, met een belangrijke rol voor de mensen waar het uiteindelijk om gaat; de gebruikers.”
Voor Engie en de andere partijen was het warmtenet in Zaandam niet meteen een sluitende businesscase. “Het levert veel risico’s op, en een laag of zelfs geen rendement,” zegt Van der Haar. “En omdat iedereen daarmee worstelt, is het in deze publiek-private samenwerking belangrijk om kennis, ervaring en ook de risico’s onderling te verdelen. Bovendien zorgt het voor meer draagvlak onder de bewoners als er ook een publieke partij deelneemt.”
Als er uiteindelijk wordt gekozen om een warmtenet te ontwikkelen, zoals in Zaanstad is gedaan, is transparantie en wederzijds begrip binnen het consortium cruciaal. “Een bedrijf denkt in techniek en financiële rendementen, een woningbouwcorporatie denkt in maatschappelijke doelen en betaalbaarheid. Alleen als er onderling begrip is, kun je samen tot oplossingen komen,” zegt Van der Haar. Hij prijst daarom alle partijen, van woningbouwcorporaties tot netwerkbeheerders, voor hun lef. “Dat is het soort lef dat ik zie bij voorlopers en steeds meer gemeentes, en dat is wat we nodig hebben om duurzame initiatieven te realiseren en onze aarde niet verder uit te putten.”
Lees ook: Subsidie voor huurwoningen op warmtenet
Communicatie nooit genoeg
Jan Schreuder van het Zaanse warmtenet onderstreept dat. “We hebben het maar mooi met elkaar gefixt. Er waren tientallen redenen om ermee te stoppen, maar toch had iedereen de gezamenlijke wil om er wat van te maken, omdat het als waardevol wordt gezien. Dat vind ik knap van het gezelschap.” Schreuder noemt deze samenwerking een schoolvoorbeeld van hoe we warmtenetten kunnen realiseren. “De belangen van gebruikers zijn centraal gesteld, en de andere partners hebben zich daar op gericht.” Een aandachtspunt voor de gemeente blijft om de omgeving goed te informeren. “Communicatie is het belangrijkste aspect om mensen mee te krijgen, en het kan nooit genoeg zijn.”
Schreuder probeert via Vereniging van Nederlandse Gemeenten de aanstaande wet collectieve warmtevoorziening te verruimen, zodat er mogelijkheden ontstaan voor meer publiek-private samenwerkingen in de ontwikkeling van warmtenetten. Inmiddels zijn steeds meer gemeenten enthousiast geworden over deze vorm van de ontwikkeling van warmtenetten, en lopen er vergelijkbare ontwikkelingen in onder meer Arnhem, Delft, Haarlem en Roermond.
Lees ook: Waterstof opslaan in olie: hoe werkt het en wat zijn de voordelen?
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in