Opwarming van de aarde en uitstoot van broeikasgassen zijn urgente maatschappelijke vraagstukken. Het is geen geheim dat Nederland hierin ver, heel ver, achterloopt op de rest van Europa.
Met 5,6 procent van onze energie uit hernieuwbare bronnen - in schril contrast met het Europese gemiddelde van 15 procent - presteren we na Malta en Luxemburg het slechtst. In een ultieme poging de doelstellingen van 14 procent duurzame energie in 2020 te behalen, stelde minister Kamp € 8 mrd beschikbaar voor de SDE+ en ongeveer € 170 mln voor innovatieve projecten op het gebied van duurzame energie. Tussen de ambitie en het beleid zit echter een grote mismatch.
Onbenut
De genoemde bedragen zijn fors, in de praktijk blijft echter een groot deel onbenut. De SDE+ is een reservering van subsidiegelden voor partijen die hernieuwbare energie in de toekomst gaan opwekken. Een toezegging van subsidie in 2016, kan betekenen dat het effect pas merkbaar wordt in 2018. Een grote zwakte van deze constructie is dat veel projecten uiteindelijk helemaal niet doorgaan. Ongeveer een derde van het gereserveerde geld blijft onbenut, en wordt uiteindelijk dus helemaal niet ingezet voor de opwekking van duurzame energie.
Daarnaast is de SDE+ bedoeld om de gebaande paden, windenergie, zonne-energie en andere al beschikbare technologieën te stimuleren. De huidige technieken zijn echter niet competitief met fossiele brandstoffen als kolen en gas. Zolang kolencentrales in Nederland open gehouden worden leveren deze duurzame alternatieven op de langere termijn geen economisch houdbare oplossing.
We moeten durven investeren in radicale innovaties, zelfs als dit betekent dat een deel van de projecten mislukt
Radicale innovaties zijn dus nodig om hernieuwbare energie zo efficiënt te maken dat het gebruik van fossiele brandstoffen economisch niet meer interessant is. Voor energie-innovaties is 170 miljoen beschikbaar. Ook hier blijkt dat de overheid toch consequent eieren voor haar geld kiest en vooral inzet op projecten met een laag risico.
Potentieel
De lat wordt zo hoog gelegd dat er zelfs geld overblijft. Veelbelovende, maar technisch risicovolle, projecten worden afgewezen ten faveure van weinig radicale ideeën. Bedrijven kunnen vanwege bedrijfseconomische redenen niet zonder meer heel veel geld besteden aan hoogrisico-innovatie.
De onderscheidende rol van de overheid is juist het wel durven en kunnen investeren in risicovolle projecten met een groot potentieel, dit geeft immers blijk van een langetermijnvisie. Binnen Europese subsidieregelingen is dit bijvoorbeeld wel al het geval; veel projecten mislukken maar de succesvolle projecten maken dan ook echt een verschil.
Nederland loopt vooralsnog hopeloos achter op de rest van Europa. De huidige aanpak brengt hier weinig verandering in, de ambitie lijkt aanwezig maar het beleid mist het lef dat nodig is. We moeten durven investeren in radicale innovaties, zelfs als dit betekent dat een deel van de projecten mislukt.
Dit is een gastbijdrage van Sjoerd Laarhoven, Consultant bij adviesbureau Hezelburcht.
Foto's: Hezelburcht
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in