Met een enorme variatie aan vormen, materialen en systemen is de natuur al eeuwenlang een inspiratiebron voor mensen. “De natuur is al 3,8 miljard jaar bezig om levende wezens zodanig te ontwerpen dat ze kunnen overleven én het stokje kunnen doorgeven aan de volgende generaties,” stelt Janine Benyus van het Amerikaanse instituut Biomimicry 3.8.
Letterlijk betekent biomimicry “het leven imiteren”. Dieren en planten gebruiken het aan de lopende band. Een vlinder met grote cirkels op de vleugels lijkt van een afstandje op een uil. Zo schrikt de vlinder roofdieren af. De bloem van een orchideeënsoort lijkt op een vrouwelijk insect, en wel van de soort die belangrijk is voor de bestuiving.
In de prullenbak
Het uitgangspunt van biomimicry is dat de natuur een heleboel mogelijke varianten getest heeft. De ontwerpen die niet bleken te werken, gingen de prullenbak in. Het is een optimalisatieproces, een constante afweging van kosten en baten. Een plant of dier dat nu leeft, bewijst daarmee dat het een goed ontwerp heeft.
Processen verlopen in levende wezens zonder hoge temperaturen en hoge druk. Afval bestaat niet in de natuur, alle stoffen komen uiteindelijk terug in de kringloop. Organisaties kunnen energie en grondstoffen besparen door levende wezens te imiteren.
Kiezelstrand en meekrapplant
Dat besef dringt ook steeds meer door tot bedrijven. Volgens Geanne van Arkel van de Amerikaans-Nederlandse tegelfabrikant Interface leidt het gebruik van biomimicry in het business model tot winst voor iedereen.
Interface maakt al sinds 1994 werk van duurzaamheid. Hun tapijttegels hebben een motief dat geïnspireerd is op de bodem in het bos en een kiezelstrand. Door het willekeurige ontwerp geven de tegels slechts 1,5 procent snijafval bij het leggen. Vergelijk dat met kamerbreed tapijt dat rond de 14 procent afval oplevert. Ook heeft Interface een systeem ontwikkeld om tapijttegels vast te zetten zonder het gebruik van lijm.
Kleurstoffen
Het Brabantse bedrijf Rubia Natural Colours maakt kleurstoffen uit, onder andere, meekrapplanten. Rudolph de Jong vertelt: “De natuur kan ons zo veel leren, bijvoorbeeld hoe ze met kleuren omgaat en hoe ze deze hergebruikt; dat passen we toe in een industrieel proces.” Het bedrijf heeft een cradle-to-cradle certificaat voor de kleurstof Rubia Red. Het volledige proces heeft een positieve CO2-voetafdruk: per kilo kleurstof is tien kilo CO2 geabsorbeerd. De kleurstoffen zijn na gebruik van het product volledig composteerbaar.
Zo zijn er meer voorbeelden. Windmolens draaien efficiënter als de randen ribbelig zijn, zoals de vinnen van bultruggen. Om een gebouw koel te houden, kan de bouwsector kijken naar termietenheuvels, waar veel termieten vlak bij elkaar leven. Er kan bespaard worden op gevelreiniging dankzij vuil- en waterafstotende verf geïnspireerd op lotusbladeren. Vervoersmiddelen met gestroomlijnde vormen verbruiken minder brandstof; dankzij de schubben van haaien weten we dat het oppervlak dan beter niet glad kan zijn. Vele voorbeelden zijn te vinden in de ‘Ask Nature’ database op de website van het Biomimicry 3.8 Instituut.
In de praktijk
Biomimicry kan een waardevolle manier zijn om duurzaam te ondernemen. “Gewoon beginnen” antwoordt Geanne van Arkel, op de vraag welke tips ze heeft voor andere bedrijven. Om de processen zichtbaar te maken raadt ze de levenscyclusanalyse (LCA) en Environmental Product Declaration (EPD) aan als meetinstrumenten.
Zowel Rudolph de Jong als Geanne van Arkel benadrukken het belang van samenwerking, zodat iedereen in het eigen bedrijf en in de keten doordrongen raakt van de voordelen, maar vooral ook de noodzaak van duurzaamheid. Volgens hen is dat niet alleen nodig voor de toekomst van de planeet, maar ook voor de toekomst van een bedrijf.
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in