Wat bedoelen we precies met de eiwittransitie?
Het grootste deel van de eiwitten die we consumeren, bestaat op dit moment uit dierlijke eiwitten. Van de eiwitconsumptie in Nederland is 39 procent van plantaardige oorsprong en 61 procent van dierlijke oorsprong. Met de term eiwittransitie wordt de verschuiving van de consumptie van dierlijke eiwitten naar (meer) plantaardige en alternatieve eiwitten bedoeld. De eiwittransitie moet zorgen voor een betere balans tussen dierlijke en plantaardige consumptie.
Hoe vordert de eiwittransitie?
“De eiwittransitie komt goed op gang. Cijfers tonen dit ook aan: zo is de verkoop van vegetarische producten verdubbeld sinds 2017. De omzet in 2017 bedroeg 105 miljoen euro. In 2021 was dit al 220 miljoen euro. Aan de andere kant is de vleesconsumptie nog niet gedaald. Heel even zagen we een dalende trend, maar deze cijfers werden sterk beïnvloed door de corona-pandemie en de sluiting van de horeca. Elke verandering heeft tijd nodig. Of de eiwittransitie snel genoeg gaat, weet ik niet. Het is belangrijk dat de hele keten meedoet: voedselproducenten, horeca, agrariërs en consumenten. Uiteindelijk is de consument de drijvende kracht in de eiwittransitie en in de verandering van het voedingspatroon. Die bepaalt wat hij of zij koopt en eet.”
Welke kansen en mogelijkheden biedt de eiwittransitie?
“Ik zie veel kansen. Bijvoorbeeld voor telers: zij kunnen nieuwe eiwitrijke gewassen introduceren en tegelijkertijd werken aan een gezonde bodem. Veldbonen en peulvruchten zijn bijvoorbeeld kansrijke gewassen om eiwitten te produceren. Bij de wortels leven bovendien bacteriën die weer veel stikstof opnemen. Dat is een win-winsituatie. Maar ook als het gaat om een gezond voedingspatroon biedt de eiwittransitie mogelijkheden. Vleesvervangers zijn nu vaak nog zwaar bewerkte voedingsmiddelen. We komen er steeds meer achter dat de consumptie van bewerkte voedingsmiddelen gezondheidsnadelen heeft. We moeten dus zeker weten dat eiwitrijke voedselproducten gezond zijn. Hier ligt een kans voor de voedselindustrie. Zij kunnen innoveren en nieuwe, voedzame producten op de markt brengen.”
Het lectoraat eiwittransitie is net opgestart. Wat gaan jullie precies doen?
“Eiwittransitie is een breed thema, dus we gaan ons richten op verschillende gebieden. Als eerste onderzoeken we de invloed van landbouwpraktijken op micro-organismen in de bodem, zoals bacteriën en schimmels. Met de intensivering en industrialisering van de landbouw is het huidige nutriëntengehalte van gewassen de afgelopen tachtig jaar gedaald. Welke invloed heeft dit op de menselijke gezondheid? We richten ons ook op dierlijke producten: samen met veehouders willen we kijken naar het verband tussen micro-organismen in de bodem en de melkkwaliteit van de koeien.
Een ander thema is het verdienmodel van de boeren. We willen nagaan welke eiwitrijke gewassen het beste groeien op welke grond, hoeveel grond er nodig is en welke bedrijfsvoering daarbij past. Eiwitproductie moet natuurlijk wel rendabel zijn.
We hebben ook een onderzoeksgebied dat zich bezighoudt met de productie van alternatieve eiwitbronnen uit bacteriën en schimmels. Ook staat de ontwikkeling van nieuwe, hybride producten centraal. Denk aan hamburgers die gedeeltelijk van vlees gemaakt zijn en deels van plantaardige eiwitten.
Als laatste ligt de focus op de gezondheidsaspecten binnen de eiwittransitie. Met simulatoren van de menselijke maag en darmen gaan we kijken hoe voedsel wordt verteerd. Hoe absorberen de darmen verschillende soorten van plantaardig eiwitten, en wat kunnen we daarvan leren?”
"Gelukkig zien steeds meer bedrijven kansen in de eiwittransitie"
Welke rol hebben bedrijven in de eiwittransitie?
“Zonder bedrijven komt de eiwittransitie tot stilstand. Doen bedrijven niet mee, dan hebben we geen voedsel voor de toekomstige bevolking. Gelukkig zien steeds meer bedrijven kansen in de eiwittransitie. Grote merken zoals FrieslandCampina houden zich niet alleen bezig met de koemelkproductie, maar ook met alternatieven zoals havermelk. Een ander voorbeeld is Cosun: zij willen eiwitten uit suikerbietenbladeren halen. Deze initiatieven zijn mooi om te zien.”
Andere onderwijsinstellingen zijn ook volop bezig met de eiwittransitie. Wat voegt jullie lectoraat toe?
“Met overlappende onderzoeksthema’s kunnen we elkaar juist versterken. We kunnen sneller conclusies trekken en de eiwittransitie vooruit helpen. Wat het lectoraat binnen Van Hall Larenstein uniek maakt, is dat we veel samenwerken met verschillende opleidingen binnen de hogeschool. Zo werken we veel samen met studenten van microbiologie en biotechnologie, omdat dit een rol speelt binnen de eiwittransitie.”
Wanneer is het lectoraat eiwittransitie een succes?
“Als we zien dat onze onderzoeken bijdragen aan de doelen van de eiwittransitie. Om concreet te zijn: als we bijvoorbeeld weten welke eiwitrijke gewassen bij welke boer passen. Of als we stappen zetten in het ontwikkelen van eiwitrijke en gezonde voedingsmiddelen. Uiteindelijk moeten we samen de stap zetten van 40 procent dierlijke eiwitten naar 60 procent plantaardige of alternatieve eiwitconsumptie. Daarnaast vind ik het heel belangrijk dat we relevante kennis overdragen aan onze studenten. Dat we onderzoek doen en leren van de uitkomsten. De studenten zijn toekomstige boeren, toekomstige biotechnologen, toekomstige voedselproducenten. Zij kunnen deze kennis goed gebruiken in hun loopbaan.”
Martina Sura volgde haar volgde haar opleidingen, master en Ph.D. in microbiologie aan de Universiteit voor Scheikunde en Technologie in Praag. Na haar promotie heeft de geboren Tsjechische eerst als assistent-professor aan dezelfde universiteit gewerkt, voordat zij bij Hogeschool Van Hall Larenstein aan de slag ging als docent-onderzoeker bij de opleiding Biotechnologie.
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in