De landbouw is een van ’s werelds grootste industrieën. Bijna 40 procent van het wereldwijde landoppervlak wordt gebruikt ten behoeve van veeteelt en akkerbouw. In Nederland is dat zelfs meer dan de helft. Bedoeld om “de wereld mee te voeden”, stelt Westerink; de rol die Nederland zich al decennialang heeft toegeëigend. Het is niet voor niets dat National Geographic in 2017 een artikel aan ons landbouwsysteem wijdde. Nederland is klein, dichtbevolkt, maar tegelijk ook de een-na-grootste voedselexporteur van de wereld, luidt de conclusie. Met in ontzag de hamvraag:“how on earth have the Dutch done it?”
Planetaire grenzen
Maar over de gevolgen voor de natuur en het klimaat wordt in het artikel niet gesproken, terwijl die gevolgen er wel degelijk zijn. Zo is de landbouw verantwoordelijk voor een kwart tot een derde van de wereldwijde CO2-uitstoot, leidt intensieve landbouw tot een vermagerde biodiversiteit en wordt de bodem er flink door uitgeput. Om over de huidige stikstofcrisis nog maar te zwijgen. “We zijn over onze planetaire grenzen heen gegaan”, zegt Westerink.
Daarom is het nodig om in te zetten op een vorm van landbouw die wel binnen die planetaire grenzen past. Ofwel: minder intensieve veeteelt en akkerbouw, en meer natuurinclusieve of regeneratieve landbouw. Daaronder vallen bijvoorbeeld een verminderd gebruik van pesticiden, het bevorderen van bodemleven en zorg voor weidevogels. In Nederland staat die vorm van boeren nog in de kinderschoenen.
Beperkte communicatie
De WUR heeft wellicht een van de redenen gevonden waarom dat zo is. Het onderzoeksteam van Westerink heeft namelijk aangetoond dat banken en bedrijven in hun communicatie naar boeren weinig reppen over natuurinclusieve landbouw. Het team onderzocht een keur aan communicatie-uitingen naar boeren, waaronder nieuwsbrieven, folders en flyers.
“De reden dat we dit onderzoek gedaan hebben, is dat we willen begrijpen hoe boeren kunnen bewegen richting natuurinclusieve landbouw”, vertelt Westerink. “We wisten dat banken en ketenbedrijven (leveranciers en afnemers, red.) veel invloed hebben op boeren. Maar het is lastig om een vinger te leggen op hoe die invloed precies in elkaar zit. We hebben eerder geprobeerd om boeren en bedrijven hierover te interviewen, maar dat werkte niet. Je krijgt dan al snel sociaal wenselijke antwoorden. Daarom hebben we nu gekozen voor dataverzameling waarbij wij geen invloed hebben op de inhoud ervan.”
De onderzoekers clusterden de communicatie-uitingen naar boeren in zes categorieën: hoogproductief en innovatief, maatschappijbewust, kringlooplandbouw en circulaire economie, behoudend, biodiversiteit, en klimaat. Daaruit bleek dat banken en ketenbedrijven de nadruk leggen op hoogproductieve en behoudende landbouw, en niet op natuurinclusieve landbouw. Westerink geeft als mogelijke reden dat hoogproductieve landbouw het beste bij hun verdienmodel past. Ook is het zo dat bedrijven te weinig kennis hebben over natuurinclusieve landbouw.
Andere taal
“Dat gebrek aan kennis komt omdat het echt andere werelden zijn. Ik werk in een omgeving waar ik de hele dag samenwerk met natuurinclusieve boeren en over dat onderwerp in gesprek ben met provincies en het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Maar bij banken en ketenbedrijven spreken ze een andere taal. Ze moeten zich echt meer gaan verdiepen in het onderwerp natuurinclusieve landbouw.”
Rol van banken
Je zou je kunnen afvragen: waarom eigenlijk? Velen zullen de rol van banken zien als het maximaliseren van financieel rendement, waardoor de focus op een hoge voedselproductie best logisch klinkt. Maar dat is een te beperkte visie van banken, vindt Westerink. “Banken hebben een hele belangrijke maatschappelijke rol. Dat hebben we kunnen zien tijdens de financiële crisis in 2008. En de financiële sector begint nu in te zien dat ook de biodiversiteitscrisis flinke financiële gevolgen kan hebben. Reken maar dat bijvoorbeeld de Rabobank er nu achter komt dat ze te grote risico’s hebben genomen door vol in te zetten op hoogproductieve landbouw.”
Hoewel banken en bedrijven het verdiepen in regeneratieve landbouw volgens Westerink best zelf kunnen, stelt ze ook dat er daadkrachtiger optreden van de overheid nodig is. Dat begint bij het schetsen van een concreet perspectief waarmee boeren vooruit geholpen worden. “Het ministerie van LNV zegt bijvoorbeeld wel dat 50 procent van landbouw natuurinclusief moet worden, maar dat staat ergens in de bijlage van beleidsrapport. Er is geen helder signaal afgegeven waar men met de landbouw heen wil. Daardoor maken veel ketenpartijen nog niet de beslissing om in natuurinclusieve landbouw te investeren, en weten boeren niet waar ze aan toe zijn. Boeren die zeggen natuurinclusief te willen worden, ontvangen ook weinig hulp van de overheid.”
Dat perspectief moet de overheid vervolgens beter communiceren; niet alleen met de boer maar ook met het bedrijfsleven. Het ministerie van LNV communiceert wel met bedrijven in de agrosector, maar dat geldt niet voor de afdelingen die met natuurinclusieve landbouw bezig zijn.
Iedereen verantwoordelijk
Tot slot ziet Westerink ook mogelijkheden voor anderen dan de overheid en de ketenbedrijven om bij te dragen aan de transitie. Ook consumenten en andere ondernemingen kunnen helpen om de landbouw te verduurzamen. “Iedereen eet. Iedereen kan ervoor kiezen om biologisch te gaan eten of de lokale, natuurinclusieve boer te steunen. Ook in kantines kan er veel gebeuren, en er zijn genoeg crowdfunding-initiatieven om boeren een alternatief te bieden voor de bank. Daarnaast kunnen mensen hun eigen deskundigheid inzetten om natuurinclusieve boeren een handje te helpen.”
Lees ook:
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in