Dat ‘de boer’ duurzaam moet worden is onontkoombaar. Veehouderij en andere landbouw is verantwoordelijk voor 16 procent van de CO2-uitstoot van Nederland. De boeren lijken van dit klimaatbeleid niks te willen hebben, gezien de grote protesten tegen overheidsplannen om uitstoot van CO2 en stikstof te verminderen.
Maar voor de RLI is het klimaatakkoord en andere afspraken rond klimaat juist reden om met de boeren te gaan praten. De raad was benieuwd hoe de boeren het best mee kunnen doen met de transitie naar een duurzaam Nederland, en wat ze daarvoor nodig hebben. Het resultaat is een lijst met adviezen.
Duidelijkheid, vrijheid en consument
Ten eerste moet de overheid vooral duidelijk zijn. Duidelijk over wat de eisen voor duurzaamheid zijn en op welke termijn de boer die moet halen. Er moet daarbij genoeg tijd zijn om nodige investeringen te doen, of het verdienmodel aan te passen.
Daarover gesproken: zo’n transitie lukt alleen als ook de mensen met wie de boer te maken heeft, zich aanpassen. De consument moet bijvoorbeeld meer duurzame producten gaan kopen, of een eerlijke prijs gaan betalen waarin ook investeringen in duurzaamheid van de boer zijn meegenomen. Supermarkten spelen hierin een rol (zij kunnen met reclames duurzaam eten stimuleren), maar ook de overheid kan dingen doen, zoals de btw op duurzaam eten verlagen. Ook andere partijen kunnen iets doen; a.s.r, de verzekeraar die een heleboel landbouwgrond bezit, geeft korting aan duurzame boeren.
Uit de gesprekken merkte de RLI dat het boeren niet alleen maar om geld verdienen gaat. Ze missen ook waardering uit de maatschappij. Ook denke de boeren dat zij juist bij kunnen dragen aan de voedselvoorziening in een duurzame toekomst.
Controleren van de boer
Wel heeft de boer baat bij vrijheid. De overheid moet dus duidelijke regels en deadlines opstellen, maar niet bepalen hoe de boer aan de regels moet voldoen. Ook pleit het RLI voor een andere manier van controle. Met certificaten kan een boer laten zien dat hij aan bepaalde eisen voldoet, waardoor de overheid in theorie minder vaak op controle hoeft te komen. Die certificering moet door een onafhankelijke partij worden gedaan. Bijkomend voordeel: de certificaten kunnen meteen dienen als ‘bewijs’ dat de boer iets duurzaam doet. Dat is handig bij het aanvragen van keurmerken of financiering.
De adviezen pleiten dus voor een vrije boer, maar wel een die zich aan de regels van duurzaamheid houdt en daarop gecontroleerd wordt. Of zoiets in de praktijk gaat werken? De landbouw gaat niet altijd even netjes met de regels om, met de mestfraude als recent groot voorbeeld. Of die praktijk verbetert als de boer vrij wordt gelaten, zou in de praktijk moeten blijken. Het advies gaat vandaag naar minister Schouten; het is nog onbekend wat zij er mee gaat doen.
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in