Vanuit de trein van Breda naar Rotterdam zie je ze staan. Met dreigende wolken op de achtergrond en het voortrazende verkeer van de A16 op de voorgrond lijken de metershoge windturbines met hun knipperende rode lampjes naar de treinreizigers te knipogen. Veelbelovend voor degenen die positief zijn over windmolens, onheilspellend voor degenen die uitbreiding niet zien zitten.
Maar wat de houding van de treinreizigers ook is, er komen naar alle waarschijnlijkheid meer windturbines. Als het project Energie A16 doorgaat, staan er straks 28 extra windmolens van 199,5 tot 210 meter hoog langs de A16. Die lengte betekent dat de windturbines circa twintig meter hoger worden dan de Rotterdamse Euromast. De gemeenten Breda, Drimmelen, Moerdijk en Zundert zijn de (on)gelukkigen.
‘Een niet te winnen strijd’
“Deze trend is een niet te winnen strijd”, zegt Teun van Dam. Als omwonende hield hij de plaatsing van drie windmolens in Rijsbergen (gemeente Zundert) meer dan tien jaar eerder succesvol tegen, maar nu is hij van tactiek veranderd. Windmolens komen er op den duur toch.
“Ik vind windmolens nog steeds niet mooi en ik heb ze liever niet dan wel”, vertelt Van Dam. Toch is hij inmiddels secretaris van de lokale energiestichting WindCent. “Dat vond ik voor mezelf een meer productieve weg.” Door mee te praten valt er meer te bereiken voor de gemeenschap dan door te protesteren, vindt hij.
Het is door dit soort burgers dat men in beleidsdocumenten schrijft over een geslaagd project. ‘Slechts’ een stuk of twintig mensen ging in beroep. “Maar ik geef ze een hand als ze bij de Raad van State staan”, zegt Erik Bruggink, projectleider van de provincie Noord-Brabant. Dat is opvallend, omdat het er bij grote windenenergieprojecten weleens anders aan toe gaat.
“Wij hebben ons erg gespiegeld aan Drentse Monden”, vertelt Bruggink. Dat windmolenpark is een voorbeeld van hoe het niet moet. Er werd niet geluisterd naar de burgers en daardoor liepen de emoties daar (te) hoog op. Het leidde tot kettingen in maïsvelden van boeren die windturbines wilden en er werden mensen gearresteerd. Zulke situaties wilde Noord-Brabant voorkomen. Daarom vroeg de provincie aan het Rijk om de bevoegdheid over te dragen. “Wij zorgen dat het goed komt”, zei de provincie over de opgave om 470,5 megawatt aan windenergie op te wekken.
Lees het interview met Teun van Dam: Deze man protesteerde tegen windmolens, nu kan hij (bijna) niet wachten tot ze er staan
Oud zeer
Eén van de eerste doelen die de provincie op papier zette: de bewoners zo goed mogelijk betrekken bij het project. In de praktijk betekende dat heel veel bijeenkomsten organiseren die niet allemaal even gezellig waren. Zo bleken mensen tijdens de eerste bijeenkomst nog erg kwaad over de verbreding van de A16 en de aanleg van de hogesnelheidslijn (HSL) jaren daarvoor. “We worden hier al gepakt door de HSL en dan splitsen jullie ons ook nog die windmolens in de maag”, omschrijft Bruggink het sentiment. Het geplande verhaal over sociale participatie werd niet gehouden. Ook de bijeenkomst erna stond in het teken van het verleden.
“Je moet als overheid bereid zijn om op alles wat aangedragen wordt ook serieus in te gaan”, aldus Bruggink. Als mensen vragen hadden over de waarde van hun woning, dan organiseerde het projectteam bestaande uit provincie en gemeente een kenniscafé planschade. En als mensen wilden weten hoe zij de uitkomsten van de milieueffectrapportage (MER) moesten lezen, dan organiseerde ze twee sessies over de MER. Met externe deskundigen.
Alternatieven
Bewoners kregen niet alleen informatie, maar konden ook meebeslissen over de beste locaties voor windturbines. Het proces begon met 24 varianten. Elf daarvan werden uitgebreider onderzocht voordat de provincie één voorkeursalternatief uitwerkte. Omdat uit de bijeenkomsten bleek dat mensen zich het meeste zorgen maakten om geluid, werd er in de uitwerking van het voorkeursalternatief extra aandacht besteed aan het minimaliseren van geluidsoverlast.
'Bij Energie A16 kunnen we uitleggen dat het een zoektocht was'
Erik Bruggink
Omwonenden alternatieven bieden is cruciaal, vindt Bruggink. Momenteel gebeurt dat nog veel te weinig. Hij geeft een project in Den Bosch als voorbeeld. Daar komen vier windmolens op plekken die bedrijven aandroegen. Alternatieven zijn niet onderzocht. “Dan heb je alleen maar verliezers. Terwijl wij bij Energie A16 kunnen uitleggen dat het een zoektocht is geweest.”
De bewoners werden consequent in die zoektocht betrokken. Bij elke beslissing legde de provincie hen uit waarom ze iets wel of niet deden. “Zodat je geen valse verwachtingen schept.” Dat wierp zijn vruchten af. Gaandeweg merkte Bruggink dat het vertrouwen toenam, omdat de provincie haar beloftes nakwam.
Op windsafari
Van Dam nam als omwonende en secretaris van de lokale energiestichting WindCent deel aan verschillende bijeenkomsten. “Mijn indruk is dat er op een behoorlijk aantal punten echt rekening gehouden is met de opmerkingen die in die bijeenkomsten zijn gemaakt.” Maar hij plaatst gelijk de kanttekening dat hij er als secretaris van de energiestichting misschien wat positiever tegen aankijkt dan ander omwonenden.
“Het is niet allemaal uit enthousiasme dat die mensen meedoen, maar ze hebben wel meegedaan”, zegt Van Dam. Zo organiseerde de provincie windsafari’s naar bestaande windmolenparken om het geluid te ervaren, fietstochten naar de plekken in de buurt waar de nieuwe windturbines komen en bijeenkomsten voor direct omwonenden na het vaststellen van de windmolenlocaties. “Het heel serieus nemen van de mensen waar je het nooit goed voor kunt doen. Dat hoort er echt bij”, benadrukt Bruggink.
‘Niemand wordt rijk’
“Iedereen doet mee, maar niemand wordt rijk.” Met dat motto stapte de provincie naar de ontwikkelaars die de windmolens wilden bouwen. Bruggink herinnert zich nog wat gedeputeerde Erik van Merrienboer destijds zei: “Het maakt me niet uit wie hier straks ontwikkelt, maar we zorgen voor een gelijk speelveld.”
Het betekende dat zestien ontwikkelaars met grond langs de A16 vooraf hun handtekening zetten onder een ‘green deal’. In die deal verklaarden zij 25 procent van de aandelen af te staan voor de bekostiging van lokale energie-initiatieven. Daarnaast gaat straks jaarlijks € 0,50 per megawattuur (MWh) opgewekte stroom naar een burenregeling waarmee directe omwonenden hun huis kunnen verduurzamen.
'Wij gaan voor maximale acceptatie, niet voor maximaal draagvlak'
Pure Energie is één van de tien energiebedrijven die op basis van het voorkeursalternatief windturbines mag bouwen. Dirk Jan Matthijsse, projectmanager bij het energiebedrijf, is enthousiast over de aanpak. “Die is zeker ook te gebruiken bij andere gebieden.” Hij merkt dat meer energiebedrijven inzien dat het belangrijk is om de omgeving te betrekken om een deel van de weerstand weg te nemen. Respect voor de omgeving tonen, noemt hij dat.
Dat kan enerzijds financieel door de omgeving mede-eigenaar van de windmolens te maken. Anderzijds door te luisteren naar de bezwaren en rekening te houden met de effecten voor de omgeving zoals geluid en slagschaduw. “Dat wil niet zeggen dat iedereen met applaus de windturbines moet ontvangen, maar er moet wel begrip zijn voor het feit dat ze nodig zijn.”
Dat is ook de houding van de provincie, vertelt Bruggink. “Wij gaan voor maximale acceptatie, niet voor maximaal draagvlak.” Het gaat erom dat mensen betrokken worden en niet alleen de nadelen ondervinden van de duurzame energiereuzen voor hun deur. “Het landt in de gemeenschap dus de gemeenschap moet daar ook een gevoel bij krijgen en daar iets voor terugkrijgen. Dat vind ik niet meer dan terecht”, zegt ook Greetje Bos (VVD), wethouder leefbaarheid, wijkveiligheid, financiën en energie in Breda. Zo kunnen de opbrengsten van de windmolens bijvoorbeeld ingezet worden voor de duurzame restauratie van een dorpshuis.
Lees het interview met wethouder Greetje Bos: Waarom West-Brabant wel voor wind durft te kiezen
Een halve appel
Bos is niet alleen wethouder van Breda, maar ook voorzitter van de kop- en stuurgroep RES 2030. De RES of regionale energiestrategie is nu nog een vrij onbekende term, maar in de omschakeling van fossiele energie naar schone elektriciteit en warmte gaat het een belangrijke rol spelen. Energie A16 sluit mooi aan bij de plannen voor de RES, merkt Bos op. “We hebben er heel veel profijt van.”
In de RES geven regio’s, op verzoek van de Rijksoverheid, aan waar en hoe de opwekking van duurzame elektriciteit op land het beste kan plaatsvinden, hoe de warmtevoorziening in de gebouwde omgeving eruit gaat zien en wat dat betekent voor de energie-infrastructuur. Het Energie A16-project helpt bij het invullen van die regionale energieopgave voor West-Brabant.
Daarnaast wil het Rijk dat de regio’s er bij grote energieprojecten zoals Energie A16 voor zorgen dat de opbrengsten gedeeltelijk lokaal terechtkomen. Zoals de windmolens langs de A16 voor 25 procent in eigendom zijn van de omgeving, wil de Rijksoverheid dat het bij toekomstige projecten op 50 procent uitkomt. Matthijsse van Pure Energie verwacht dat ontwikkelaars het wel zullen accepteren. “Je kunt beter een halve appel hebben dan niks”, zegt hij grappend. Het kenmerkt waar de energietransitie voor alle partijen op neerkomt: de lusten én de lasten worden gedeeld. Tussen burgers, overheid én ontwikkelaars.
Lees ook hoe ze de energietransitie in Groningen aanpakken: Groene waterstof biedt Groningen een toekomst
Fotografie: o.a. Ruth Catsburg.
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in