Aan het woord is Matthijs Visser, senior business developer bij Alliander Duurzame Gebiedsontwikkeling (Alliander DGO). Alliander DGO ontwikkelt open energienetten en begeleidt verschillende stakeholders bij het van de grond krijgen van dergelijke projecten. Volgens Visser gebeurt er veel in Nederland op het gebied van warmtenetten: “Warmtenetten zijn een heel belangrijk topic in Nederland, gedreven door het Klimaatakkoord van Parijs en de gasproblematiek in Groningen.”
Tegelijkertijd komen warmtenetten niet altijd even gemakkelijk van de grond, erkent hij ook. Zo wachten tuinders in Limburg al jaren op een warmtenet om restwarmte uit geothermiebronnen te kunnen leveren aan een industriepark in de regio. Het is slechts één voorbeeld van een vaker voorkomend fenomeen.
Warmtenetten en duurzaamheid
Hoe komt dat dan? Aan de kansen tot verduurzaming ligt het in ieder geval niet; warmtenetten hebben namelijk veel potentie op dit gebied. “Steeds meer gemeenten willen klimaatneutraal zijn per 2030 of 2040 en kijken steeds vaker naar warmtenetten als een mogelijk middel om die doelstelling te behalen”, vertelt Martijn Duvoort, directeur energiemarkten bij DNV GL. “De duurzaamheidswinst die je met warmtenetten kan behalen, is erg groot. Bij veel duurzame warmtebronnen is de uitstoot relatief erg laag.” Warmtenetten kunnen dan ook een essentiële rol spelen in het behalen van de klimaatdoelstellingen van Parijs, want 60 procent van het totale energieverbruik in Nederland is momenteel bestemd voor warmte.
"De duurzaamheidswinst die je met warmtenetten kan behalen, is erg groot"
Warmtenetten verbinden duurzame(re) warmtebronnen zoals geothermiebronnen en biomassacentrales met bijvoorbeeld stadswijken of bedrijventerreinen. Daarnaast kan de restwarmte van industriële spelers en afvalcentrales via warmtenetten een herbestemming vinden. Ook warmtepompen in rioolwaterzuiveringsinstallaties, kanalen of wateroppervlaktes zijn tegenwoordig haalbare bronnen van duurzame warmte, al wordt dat in Nederland nog weinig in de praktijk gebracht.
Warmtenetten zijn er in verschillende soorten en maten, maar kunnen grofweg opgedeeld worden in twee categorieën: grote warmtenetten, waarmee een wijk of stad van warmte wordt voorzien, en kleinere decentrale systemen, die er bijvoorbeeld voor zorgen dat twee industriële spelers warmte kunnen uitwisselen. “Vooral bij de laatste vorm zien we versnelling in nieuwe technologieën en mogelijkheden in Nederland”, zegt Duvoort. “Dat komt juist omdat het omdat het hier om kleinere, en dus overzichtelijkere, projecten gaat.”
Geothermie wordt daarnaast steeds vaker als een interessante (en duurzame) warmtebron gezien. Duvoort: “Het staat nog in de kinderschoenen, maar we zijn er in Nederland veel mee bezig. Er worden momenteel veel proefboringen gedaan, om te bepalen wat we precies uit de grond kunnen halen. Het lijkt een interessante manier om te verduurzamen en het gehele jaar door warmte te leveren. De aanlegkosten zijn weliswaar hoog, maar de operationele kosten zijn juist erg laag.”
Om een idee te krijgen van de duurzaamheidswinst die met warmtenetten te behalen is, ontwikkelden TNO en ECN Duurzaam een CO2-ladder. Uit deze ladder blijkt dat biomassa en geothermie de duurzaamste warmtebronnen zijn, met respectievelijk 13 en 20 kilo CO2-uitstoot per gigajoule. Ter vergelijking: een traditionele Cv-ketel stoot 61 kilo CO2 uit per gigajoule.
“Zolang we aardgas als referentiekader gebruiken, is elk alternatief te duur”
Van gas los
Ondanks de groeiende interesse en de kansen op het gebied van duurzaamheid, komen warmtenetten nog niet snel van de grond in Nederland. Zowel Visser als Duvoort wijzen aardgas als een van de hoofdredenen aan. “We zijn vanuit de jaren ’60 verwend met een prachtig aardgasnetwerk”, stelt Duvoort. “Dan krijg je te maken met de wet van de remmende voorsprong.”
“Zolang we aardgas als referentiekader blijven gebruiken voor het verwarmen van ons huis, is elk alternatief te duur”, vult Visser aan. “Wanneer de prijs van aardgas laag blijft, kan je alternatieve vormen van warmte alleen maar aanbieden tegen die prijs. Daar kan de businesscase van warmtenetten behoorlijk onder lijden.”
Duvoort herkent dat: “Consumenten willen steeds vaker voor duurzaamheid gaan, maar vinden het vaak nog lastig om daar meer voor te betalen. Daar wringt de schoen, want aardgas blijft over het algemeen de goedkoopste optie. Dat neemt echter niet weg dat het nu al mogelijk is om duurzame én rendabele warmtenetten te realiseren. Daarnaast zitten duurzame warmtebronnen in veel gevallen nog in de ontwikkelfase, dus ik verwacht dat die steeds beter kunnen concurreren.”
Om innovatie en technologische ontwikkeling op het gebied warmtenetten te versnellen, kan de Rijksoverheid een belangrijke rol pakken, zegt Visser. “Hoe gaat de overheid reguleren dat we van gas los gaan?”, vraagt hij zich af. “Hoe sneller die doorlooptijd, hoe aantrekkelijker het wordt om te investeren in (en innoveren met) warmtenetten. De Rijksoverheid moet dan ook duidelijke doelstellingen stellen in de aardgastransitie, zodat die kunnen doordruppelen naar lagere overheden.”
Stakeholders en het probleem van gelijktijdigheid
Een ander probleem dat optreedt bij het realiseren van warmtenetten is de hoeveelheid stakeholders die bij een project betrokken is. Denk hierbij aan gemeenten, woningbouwcoöperaties, ontwikkelaars van warmtenetten en aanbieders van (rest)warmte. Zowel Duvoort als Visser herkennen dit als een mogelijk obstakel in het van de grond krijgen van projecten.
“We noemen dat het probleem van gelijktijdigheid”, zegt Visser. “Niet iedereen is op hetzelfde moment in staat of bereid om de overstap naar duurzamere warmte te maken. Maar als een warmtenetproject wil slagen, is het essentieel dat vele belanghebbenden tegelijkertijd iets willen.”
“Het diverse palet aan stakeholders kan elkaar niet altijd even goed vinden”, beaamt Duvoort. “Het realiseren van een warmtenet is een gedeelde verantwoordelijkheid. Dat besef dringt steeds meer door en men gaat steeds vaker met elkaar in gesprek. Maar tegelijkertijd bestaat er nog veel onzekerheid en onduidelijk over wie welke verantwoordelijkheid gaat dragen. Met andere woorden: het is het nog veel aftasten. Dat vertraagt het proces enorm.”
“Wat enorm helpt, is dat je het met z’n allen de transitie wil maken. Daarin is een positieve trend gaande in Nederland”, zegt Visser. “Het is in ieder geval verstandig om er nu mee aan de slag te gaan. De voorlopers hebben namelijk de meeste keuze en hebben de meeste invloed op welke nieuwe warmtebronnen in de toekomst aangeboord worden.”
“Wat enorm helpt, is dat je het met z’n allen de transitie wil maken"
Warmtenet Zaanstad
Een voorbeeld van een warmtenet dat wél stappen maakt, ondanks de hoeveelheid betrokken stakeholders is Warmtenet Zaanstad. Dit open warmtenet wordt gevoed door duurzame restwarmte van verschillende bronnen, zoals het Afval Energie Bedrijf in Amsterdam. Daarnaast wordt er mogelijk een biomassacentrale gerealiseerd nabij het Zaans Medisch Centrum. Alliander DGO is verantwoordelijk voor de ondergrondse leidingen, om de warmte te transporteren. “Warmtenet Zaandstad is een groot succes op het gebied van samenwerking en visie”, zegt Visser. “Verschillende partners werken echt samen om het voor elkaar te krijgen.”
“Wat we geleerd hebben, is dat je op zoek moet naar common ground tussen verschillende stakeholders. Waar herken je elkaar in? Wat zijn de gemeenschappelijke belangen? En hoe kan je die vervolgens in gaan vullen?”, vertelt Visser. “Daarnaast is een stukje realisme belangrijk. Dat betekent dat misschien niet iedereen bij het project betrokken moet zijn. Dan hou je een coalition of the willing over. Met die groep kan je concreet worden.”
Bij het Warmtenet Zaanstad verliep de samenwerking goed en de plannen zijn inmiddels in een vergevorderd stadium. “Maar ook hier is de handicap van aardgas dubbel en dwars aanwezig”, benadrukt Visser. “Het blijft ongelooflijk moeilijk om het project van de grond te krijgen.”
Open warmtenet
Het Warmtenet Zaanstad moet een open warmtenet worden. Dit betekent dat elke aanbieder in principe warmte kan leveren via het warmtenet. Deze vorm wordt vaak gepropagandeerd als beste optie en er wordt dan ook bijna altijd om gevraagd. Visser: “Ik ken geen enkele gemeente die geen open warmtenet wil. De open setting van een warmtenet stimuleert concurrentie, waardoor je tot geheel nieuwe inzichten en innovaties zou moeten komen.”
Duvoort vult aan: “In theorie faciliteren open warmtenetten de meeste mensen en maken de drempel zo laag mogelijk om (duurzame) warmte in te voeden.” Tegelijkertijd benadrukt hij dat er nog wel wat stappen gezet moeten worden om tot open warmtenetten te komen: “De stap ten opzichte van de huidige situatie is te groot om in één keer te maken. Er heerst nog teveel onduidelijkheid en onzekerheid.”
Die onduidelijkheid zien we bijvoorbeeld op financieel gebied. Warmtenetten beschikken niet over een gesplitste situatie tussen leverancier en netbeheerder, zoals dat bij elektriciteit en gas wel het geval is. Daardoor is het onduidelijk wie de verantwoordelijkheid voor de infrastructuur op zich moet nemen en, belangrijker nog, bij wie de investering komt te liggen.
Benieuwd hoe een open warmtenet er in de praktijk uitziet? Download hier de infographic:
Duvoort: “De markt wacht op enkele fundamentele keuzes op het gebied van regulering: Hoe ga je om met de langetermijninvesteringen voor de infrastructuur? Bij welke partijen komen die investeringen te liggen? En wat betekent dat voor het verdienmodel? Het is belangrijk dat we goed nadenken over hoe je zo’n markt ontwerpt en reguleert.”
Duidelijkheid
Volgens Duvoort ligt daar een schone taak weggelegd voor de Rijksoverheid. “Als je in Utrecht en Rotterdam dingen anders gaat regelen, wordt Nederland een lappendeken van regulering. Zorg dus voor stabiliteit, pak de regie en laat zien dat de businesscase ook op lange termijn waarde heeft.”
Afbeeldingen: Adobe Stock | Infographic: Robin de Boer
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in