“Wij zijn hard op zoek naar innovaties voor textielafval in Nederland”, begint Maarten van Renssen van de Boer Group. Als salesmanager is hij verantwoordelijk voor de inzameling van vrijwel alle soorten textielafval in ons land, bijvoorbeeld van de gemeente Amsterdam. “We voelen een verplichting naar meerdere gemeentes toe om steeds verder te kijken: hoe kunnen wij nou zoveel mogelijk textiel in Nederland houden?”
Liever hergebruiken
Die vragen moeten gesteld worden, want in 2019 werd maar liefst 554 miljoen kilo textiel weggegooid of doorverkocht. Slechts 89 miljoen kilo werd netjes in de textielbak ingeleverd. Veel belandt tussen het restafval. Waar dat afval naartoe gaat? “Het grootste deel wordt uitgesorteerd voor recycling óf het moet weg”, legt van Renssen uit. “Wij verwerken – hou je vast – meer dan een half miljoen kilo per dag. Gebotex, ons sorteerbedrijf in Dordrecht sorteert bijvoorbeeld 80 tot 90 duizend kilo per dag. We weten daarvan zo’n 60 procent her te gebruiken. |Ongeveer 30 procent is geschikt voor recycling en 10 procent is afval.”
Het liefst geeft de Boer Group gebruikt textiel – en dan vooral kledingstukken in goede staat – door naar verkopers in Nederland, maar volgens de salesmanager is dat lokale ‘teruggebruiken’ een enorme uitdaging. “We zijn veel te rijk in Nederland. Dat maakt het verschrikkelijk moeilijk. We hebben een speciaal bedrijf in Rotterdam dat alleen maar op vintage sorteert en die kan relatief veel aan bijvoorbeeld Amsterdamse vintagezaken en winkels in België verkopen, maar het gaat toch vooral naar grote handelaren in het buitenland, zoals het Verenigd Koninkrijk, maar ook aan Japan en IJsland.”
"We zijn veel te rijk in Nederland. Dat maakt het verschrikkelijk moeilijk"
Maarten van Renssen, Boer Group
En dat kan nog veel verder. “Ook óns textiel gaat naar Chili”, geeft van Renssen toe als het over de beroemde afvalbergen uit duistere modedocumentaires gaat. “Maar wij doen aan volledige fijne sortering en onderscheiden zo’n 400 soorten. Dat is niet goedkoop, maar daardoor geven wij alleen kleding van goede kwaliteit door. We verkopen bijvoorbeeld ook geen broeken aan Chili, want Nederlanders zijn zo ongeveer de langste mensen in de wereld en Chilenen zijn veel kleiner. Als je die lange broeken op gaat sturen, dán krijg je die beruchte afvalstapel.”
Inzamelen, sorteren, recyclen
De internationale Boer Group zamelt textiel in, sorteert het en geeft het door voor hergebruik (tweedehandsmarkt) of recycling tot nieuwe vezels. Met drie lokale sorteerfabrieken en grote recycler Frankenhuis is de groep naast Sympany en ReShare de grootste in Nederland. Met dertien dochterbedrijven in West-Europa zamelt de Boer Group jaarlijks zo’n 115 miljoen kilo textielafval in, van schoenen tot uniformen tot tafellinnen.
Klimmen op de R-ladder
Goed fijnsorteren voor hergebruik is dus stap nummer één. Parallel daaraan loopt het recyclingverhaal voor onbruikbaar textiel. “Pas als we er een nieuw product van hebben gemaakt, gaat het naar het buitenland. We hebben bijvoorbeeld Frankenhuis in Almelo voor grootschalige recycling van bijvoorbeeld bedrijfskleding, maar Boer Group heeft ook aandeel in een van de grootste poetslapboeren van Europa.”
Het lokaal verwerken van textiel is nodig, maar uiteindelijk moeten we ons textielprobleem hoger op de R-ladder aanpakken, bepleit Stijntje Jaspers van stichting Fibershed. “Er zijn grondstoffen, er zijn ambachtsmensen die dingen kunnen maken, hoezo importeren en exporteren? Waarom moet kleding de hele wereld over, terwijl hier ook gewoon schapen en plantaardige vezels zijn?” Doel van de Nederlandse stichting die zij samen met Martine Nieuwenhuis op poten heeft gezet, is om een zo lokaal mogelijke waardeketen voor textiel te bouwen. Dat begint met kijken wat er in Nederland groeit. “Wij geloven dat de tijd nu rijp is voor verschillende natuurlijke materialen en regionaal denken is dan heel belangrijk. Als je inheemse planten gebruikt en op natuurlijke manieren teelt, draagt dat ook bij aan biodiversiteit en een gezonde bodem. Zo kunnen we de landbouw koppelen aan de kledingsector.”
“Er zijn grondstoffen, er zijn ambachtsmensen, hoezo importeren en exporteren?"
Stijntje Jaspers, Fibershed
Vezelkringloop in Nederland
Ook de Nederlandse tak van mondiaal initiatief Fibershed wil laten zien dat een landelijke circulaire kledingkringloop mogelijk is. Het aanbod van natuurlijke vezels zoals hennep, vlas en wol is groot genoeg en de industrie die ons land ooit had, kan met de nodige investering weer op gang komen. Als ‘ketenregisseur’ brengt het bedrijf de juiste partijen bij elkaar. Het moet de landbouw ook een handje op weg helpen: een gezonde bodem, biodiversiteit en maximale CO2-opname horen bij de visie van de stichting.
Om Nederlands, circulair textiel op te kaart te zetten, focust Fibershed zich op vier vezelgroepen: bio-circulair (restvezels), noviteit (nieuwe vezels ontwikkeld door pioniers), plantaardig (cellulose vezels), en dierlijk (proteïne vezels). Schapenwol wordt bijvoorbeeld te weinig gebruikt en huiden van onze enorme vleesindustrie gaan nog te vaak naar het buitenland, vindt Jaspers. Binnen de plantengroep kijkt Fibershed naar linnen en hennep. “We hadden ooit een enorme textielindustrie en konden vooral die gewassen heel goed verbouwen. Iemand vertelde mij pas: ‘als wij geen zuivelland waren geworden, waren we een hennepland geworden, want we maakten daar ooit zeilen, touwen en kleding van voor de scheepvaart. Daardoor zijn wij de wereld over gegaan. We zijn er groot mee geworden.”
Naast oude bekenden zijn er ook allerlei nieuwe technieken die we in Nederland kunnen inzetten, weet Jaspers, bijvoorbeeld om van brandnetels vezels te maken. Of van algen, lisdodden, dennennaalden of food waste materialen zoals tomatenplanten – die hebben hele lange vezels.
De voorkant opnieuw bedenken
Het zijn geweldige kansen, maar commercieel zijn ze nog niet. In de tussentijd viert snelle, lage kwaliteitsmode hoogtij – veelal gemaakt van plasticvezels. Recyclingbedrijven zoals een Boer Group zijn daarom onmisbaar, ziet Jaspers in. Maar ze maakt een belangrijke kanttekening: “Laten we die synthetische materialen alsjeblieft gescheiden houden van de natuurlijke materialen en ze niet weer gaan mixen in nieuwe garens. Dan kunnen we die hele synthetische stroom in de toekomst uitfaseren.”
Volgens van Renssen is die techniek er wel, maar wat nog mist is de juiste financiële prikkel voor inzamelaars en recyclers en bewust design. “Merken moeten hun producten zo maken dat wij het achteraf goed uit elkaar kunnen halen. Wij zijn wat dat betreft overgeleverd aan wat er bij ons terechtkomt. Als dat alleen maar polyesters zijn, dan moeten wij toch een zo goed mogelijk toepassing zoeken om het opnieuw te gebruiken. Daarom vind ik het mooi dat bedrijven naar jullie toekomen (tegen Jaspers, red.) om na te denken over het begin van de keten. Onze afnemers en leveranciers zijn vooral goed aan de achterkant”.
Jaspers: “Jullie zijn nu de troep aan het oplossen, omdat er nog steeds te weinig aan de voorkant nagedacht wordt. Dat deed ik ook niet goed genoeg toen ik in die markt zat”. Ze spreekt vanuit 28 jaar ervaring als ontwerper en inkoper. Een van de grootste misverstanden, zo ervaart de vezelexpert, is dat merken geen grondstoffen kopen – ze kopen lappen stof aan de meter. Ontwerpers mogen vaker vragen naar de productie van halffabricaten en waar grondstoffen vandaan komen en zo meer duurzame eisen stellen. “We moeten aan de voorkant gaan nadenken en dat ook met wetgeving doen. Dan komen vraag en aanbod bij ons verhaal.”
Meer lezen?
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in