Dit opiniestuk werd geschreven door Jan Lenstra, CEO van Veolia Nederland.
Afgelopen maanden is het maar al te duidelijk geworden dat plasticrecycling in zwaar weer verkeert. Veel bedrijven in de industrie – van specialisten gericht op voedselverpakkingen tot algemene plastic recyclers – hebben steeds meer moeite om te kunnen concurreren met de goedkope, nieuwe plastics die Nederland importeert uit Azië en de VS. Door de stijgende energiekosten, de gestegen kosten voor arbeid en de kosten voor het sorteren van plastic uit ons afval is het een lastige dan wel onmogelijke opgave voor de recycle-industrie om de prijzen op korte termijn dusdanig te drukken dat de prijs van recyclaat zich kan meten aan de lage prijs van nieuwe plastics. Het gevolg: recyclaat vormt geen alternatief meer voor virgin plastic. De bedrijven kunnen hun recyclaat niet kwijt, waardoor recyclers - actief in een industrie die enorm belangrijk is voor de verduurzaming van onze toekomst - dreigen om te vallen.
Kamervragen
Voor de politiek is het geen onbekend probleem. Eerder dit jaar beantwoordde voormalig staatssecretaris Vivianne Heijnen een aantal kamervragen over de slechte economische situatie voor plasticrecycling, waarbij ze de hele situatie als ‘zeer onwenselijk’ beschreef. Ook de branchevereniging roept nu het kabinet op om recyclaars van plastic en pvc te ondersteunen.
Eerdere vrijblijvende oproepen aan bedrijfsleven vanuit de politiek om meer recyclaat te gebruiken zijn echter niet effectief. Heijnen verwees naar de Nationale Circulaire Plastic Norm, een wet die waarschijnlijk pas in 2027 ingaat en die producenten van plastic producten oplegt om naar verwachting 15 procent gerecycled plastic te gebruiken in hun producten, wat oploopt tot 25-30 procent in 2030. Maar de tijd dringt. Actie is nú vereist, niet pas over een aantal jaar. Gezien de huidige felle concurrentie is er zelfs een reële kans dat recyclingbedrijven het niet eens volhouden tot die tijd. De kans is zelfs groot dat gerecyclede plastics, bij faillissementen, alsnog in een verbrandingsoven verdwijnen.
Europese samenwerking
Het kabinet kan nationale wetgeving doorvoeren die recyclers ondersteunt, door bijvoorbeeld de bijmengverplichting nog verder naar voren te halen. Dit heeft alleen wel gevolgen voor onze Nederlandse concurrentiepositie, wat onwenselijk is. De overheid moet daarom juist de samenwerking met de EU intensiveren om op korte termijn strengere maatregelen te treffen die recyclaat aantrekkelijker maken ten opzichte van nieuw plastic. Dat kan bijvoorbeeld door nieuwe plastics op Europees niveau hoger te belasten op basis van hun milieu-impact, zoals bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk of Spanje doen. Hoe meer nieuw plastic je gebruikt, hoe meer belasting je betaalt. Dat maakt het speelveld voor gerecycled plastic eerlijker.
Het invoeren van dergelijke wetgeving is wel een proces van lange adem. Die tijd hebben we niet! Ook op korte termijn is actie vereist om de recyclers, die op de rand van de afgrond staan, te ondersteunen en staande te houden. Hierbij kan de overheid denken aan het verlagen van de prijs van recyclaat met een subsidieprogramma, mogelijk uitgevoerd door de RVO.
Nationale subsidies
Door op nationaal niveau subsidies te leveren aan recyclers, kunnen zij hun prijzen verlagen tot het niveau van nieuwe plastics, dan wel lager. Dit stimuleert de vraag en leidt niet alleen de Nederlandse, maar ook de Europese industrie naar een duurzamere toekomst.
We staan op een belangrijk punt in de geschiedenis, waarbij het kabinet snel in actie moet komen om een industrie, die vitaal is om de duurzaamheidsdoelen van 2030 en 2050 te behalen, van de ondergang te redden. Aanstaande Prinsjesdag wordt daarbij een cruciaal moment. Gaan we de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs halen, of zien we deze langzaam uit het zicht verdwijnen?
Lees ook:
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in