“Onze mensen zijn eager, het gaat ze niet altijd hard genoeg”
Technische Unie werd groot als groothandel in elektrotechnische materialen. De groene vrachtwagens en bestelbussen zijn bij velen bekend uit het straatbeeld. Het bedrijf ontwikkelt zich tot “groenste kennis- en distributiepartner” in de bouw, installatiebranche en industrie.
Ariane van Dijk, manager sustainable business development van Technische Unie: “De energietransitie heeft enorme impact op hoe wij ons als bedrijf ontwikkelen. Wij zien duurzaamheid en energietransitie als een kans én een verantwoordelijkheid. Technische Unie heeft een aparte productgroep opgericht, team duurzaam, om klanten beter te kunnen helpen bij het bepalen van de beste duurzame oplossing.”
De transitie naar duurzame oplossingen gaat goed samen met structuurveranderingen en innovaties in de economie. “De bouw- en installatiesector werken steeds vaker samen in geïntegreerde projecten. Prefab-bouwen zet steeds meer door, waarbij leidingen al geïntegreerd zijn in de muur of compleet geassembleerde warmtepompinstallaties op de bouwplaats worden afgeleverd. Als dit volgens het modulaire en losmaakbaar-principe gebeurt, kunnen gebouwen later weer gemakkelijker uit elkaar gehaald worden en zijn producten nog herbruikbaar. Technische Unie wordt uitgedaagd mee te denken in dit soort ontwikkelingen, waarbij allerlei onderdelen vooraf worden geïntegreerd en gefabriceerd in steeds slimmere gebouwen”, aldus Van Dijk.
Logistiek op maat
“Steeds vaker neemt Technische Unie een adviesrol op zich, naast haar traditionele rol als groothandel. Zo bieden we uitgekiende logistieke diensten voor de bouwplaats, waar ruimte en tijd voor het leveren vaak beperkt is. Als er bijvoorbeeld een kantoorgebouw van 25 verdiepingen op de Zuidas wordt gebouwd is dat een enorme logistieke uitdaging. Op de tiende verdieping hebben ze een ander pakket aan onderdelen en materialen nodig dan op de twintigste verdieping. Wij kunnen ervoor zorgen dat het bouwbedrijf elke dag de spullen op maat krijgt, die ze die dag nodig hebben. Dat verhoogt de efficiency op de bouwplaats enorm.”
Van Dijk onderschrijft de ‘moonshot’-doelstelling van Europa om in 2050 een klimaatneutraal en circulair continent te willen zijn. “Primair zijn wij een commercieel bedrijf, maar we dienen natuurlijk ook een algemeen belang. Commercie en duurzaamheid moeten hand in hand gaan.” Technische Unie is onderdeel van het Franse familiebedrijf Sonepar. “Ook zij hechten enorm belang aan de duurzame ontwikkeling van het bedrijf. Er is veel aandacht voor CO2-reductie en recycling. Ook worden werknemers meegenomen en wordt er geïnvesteerd in interne kennisontwikkeling.”
Een derde CO2 minder uitstoten
Technische Unie werkt heeft als concrete doelstellingen om in 2021 een CO2-reductie van 35 procent te realiseren ten opzichte van 2009. “We maken als bedrijf een gezonde groei door en verbruiken dus meer energie. Toch wil je CO2 reduceren. Dat is best een uitdaging. Daarom willen we ons laten certificeren voor ISO 50001, een energiemanagementsysteem. Door systematisch te meten wat we verbruiken, zijn we in staat een gericht plan te maken voor energiebesparing.”
De bulk van de CO2-uitstoot zit in de logistieke kant (vrachtwagens die producten transporteren) en de veertig panden, die Technische Unie in Nederland heeft. “In Utrecht hebben we net een nieuw pand geopend dat klimaatneutraal is, met een warmtepomp en zonnepanelen op het dak. We maken daar meteen een voorbeeldproject van voor klanten en leveranciers.” Wat transport betreft zijn inmiddels tien van de 330 vrachtwagens elektrisch, en loopt er een pilot met cargobikes en kleine elektrische voertuigen om binnenstedelijk emissieloos te gaan leveren.
Circulaire pompen
Verder streeft Technische Unie ernaar om zijn assortiment circulair te maken. Zo doet het bedrijf een project met Grundfos, een leverancier van pompen. “Voorheen werden pompen na een project weggegooid, of werden ze naar een ijzerboer gebracht. We hebben met Grundfos een systeem opgezet waarin de pompen in speciale kratten worden teruggehaald. Oude pompen zijn niet altijd opnieuw bruikbaar, maar de pomp kan nu al wel tot 97 procent gerecycled worden. Met een andere leverancier en klant gaan we kijken of de teruggekomen producten gerepareerd en opnieuw ingezet kunnen worden. De bouwsector is goed voor 40 procent van het afval in Nederland, dat moeten we terugdringen.”
In de dialoog met klanten en leveranciers gaat het steeds vaker over innovatie en duurzaamheid, vertelt Van Dijk. “Met zowel klanten als leveranciers praten we over verbeteringen in de keten. Het komt dan neer op de vraag: hoe gaan we samen CO2 reduceren? Dat kan door minder verpakkingsmateriaal te gebruiken, of door vrachtwagens slimmer in te richten en efficiënter te laten rijden. We stellen elkaar nu vragen, die vroeger niet werden gesteld. Als een klant geen plastic verpakkingsmateriaal van ons wilt ontvangen, gaan we in overleg hoe we dat mogelijk kunnen maken. En als één klant dat vraagt, dan kijken we meteen of we er algemeen beleid van kunnen maken.”
In kleine stapjes naar een groot doel
De ambitieuze Europese doelstellingen kunnen soms ver weg en onhaalbaar lijken, daarom propageert Van Dijk om ‘in kleine stapjes’ toe te werken naar het grote doel. Intern bespeurt de manager daarbij soms ongeduld. “Om alle medewerkers betrokken te krijgen, organiseren we in Sonepar-verband e-learning sessies. Dan krijgen we ook vragen, zoals hoeveel CO2 stoten wij als bedrijf uit? Wat kunnen we daar samen aan doen? Maar ook: waarom zijn we eigenlijk niet al veel verder met ons klimaatbeleid? Mensen zijn eager. Waarom hebben we dit nog niet geregeld? Waarom rijden we nog niet allemaal elektrisch?”
Maar ook de kritische reacties passeren de revue. “Sommigen denken dat het allemaal alleen maar geld kost. Hoe verdienen we dat terug?, vragen ze zich af. Als je vanuit de lineaire economie denkt, dan verdient zich niet alles op de korte termijn terug. Ik zeg dan: als je circulair denkt, dan kom je op andere sommen uit. Als je de milieu- en sociale effecten meerekent, is de balans van klimaatbeleid positief. Alleen is dat niet altijd te kwantificeren. Maar we moeten dit soort discussies wel voeren, want draagvlak en betrokkenheid zijn belangrijk.”