Dat blijkt uit onderzoek van de University of California. Volgens de onderzoekers zijn gewassen op boerderijen met begroeide omgeving niet vaker besmet met bacteriën als E. coli en Salmonella dan gewassen op boerderijen zonder omgevingsbegroeiing.
Wilde varkens
In de Verenigde Staten vond in 2006 een E. coli-uitbraak plaats. Ondanks dat onderzoekers claimden dat er geen aanwijsbare oorzaak voor de uitbraak was, werd de mest van wilde varkens genoemd als belangrijke bron van de bacterie.
De wilde dieren leefden in de begroeide omgeving van de landbouwgebieden. Om besmetting voortaan te voorkomen, eisten veel inkopers van telers dat ze de gebieden naast hun akkers vrijmaakten van wilde begroeiing.
Boeren verwijderden bebossing en hagen. Hierdoor zijn de meeste boerderijen volgens de onderzoekers relatief steriele omgevingen geworden.
236.000 tests
Volgens onderzoekers is dat echter niet nodig. Ze ontdekten dat bij 57 boerderijen, samen verantwoordelijk voor driekwart van de levering van bladgroente in de Verenigde Staten, de aanwezigheid van E. coli en Salmonella in zes jaar tijd was toegenomen.
Het bleek echter dat de aanwezigheid van deze ziekteverwekkers meer was toegenomen op boerderijen die de omgevingsvegetatie hadden opgeruimd. In gebieden waar enige natuurlijke vegetatie intact was gehouden, was de totale aanwezigheid van E. coli en Salmonella niet omhoog gegaan.
Bestuivers
Volgens de onderzoekers kan vegetatie in veel gevallen juist voordeel bieden. Zo biedt de begroeiing onderdak en voldoende voedingsmiddelen aan bestuivers, zoals bijen en hommels.
Die bestuivers nemen de laatste jaren in hoeveelheid af. Het gebrek aan wilde begroeiing voor onderdak en aan biodiversiteit worden vaak genoemd als oorzaken hiervan.
Bron: University of California | Foto: Derek van Vliet, via Flickr Creative Commons / (Cropped by DuurzaamBedrijfsleven)
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in