De Franse reparatiebonus, getiteld Le Bonus Réparation, werd tegen het einde van 2022 ingevoerd. Toentertijd trok de overheid in totaal 62 miljoen euro uit om consumenten te stimuleren kapotte producten die buiten de garantie vallen te laten repareren. Fransen konden met korting – waarvan de hoogte per product verschilde – hun kapotte koffiezetapparaten, laptops en witgoed een tweede leven geven. Maar er hapten niet veel mensen. In de eerste vier maanden werd slechts een half miljoen euro van het budget gebruikt.
Meer budget
Daarom heeft de Franse overheid besloten er een schepje bovenop te doen. Niet alleen gaat het beschikbare budget per reparatie omhoog, ook worden smartphones toegevoegd aan de lijst van geaccepteerde reparaties. Initieel kregen consumenten 15 euro voor een kapotte stofzuiger, 30 euro voor een tv en 45 euro voor een laptop. Daar komt nu minstens 5 euro per categorie bij, en in sommige gevallen (waaronder laptops) wordt het budget zelfs verdubbeld. De hoogte van vergoedingen bij smartphonereparaties, zoals kapotte schermen, moet nog bepaald worden.
Succes in Oostenrijk
Oostenrijk kent ongeveer even lang eenzelfde soort vergoeding, die beter uit de startblokken vloog. In een korte tijd werden dankzij de Reparaturbonus ruim 500.000 apparaten gerepareerd, die voor de helft door de overheid werden vergoed. Het uitgegeven budget liep daarmee op tot 51 miljoen euro. De Oostenrijkse overheid maakt tot 2026 in totaal 130 miljoen euro vrij voor de reparatiebonus.
Right to Repair
In Nederland geldt een dergelijke korting nog niet. En dat terwijl er in Nederland ruim 20 miljoen kapotte producten bij mensen thuis staan, bleek onlangs. Wel wordt er op Europees niveau vooruitgang geboekt. De Europese Commissie kwam begin vorig jaar met het Right to Repair-voorstel, dat consumenten mogelijkheden moet geven hun kapotte producten makkelijker en goedkoper te laten repareren. In het voorstel, dat onder de Europese Green Deal valt, staat bijvoorbeeld dat producenten kapotte producten binnen de garantietermijn moeten repareren in plaats van vervangen door een nieuwe. Ook moeten de eigenaren van kapotte producten die niet meer onder de garantie vallen meer rechten krijgen. De reparatiebonussen in Frankrijk en Oostenrijk zijn hier uitwerkingen van.
Het EU-voorstel werd tegen het einde van 2023 goedgekeurd door het Europees Parlement. Nu is het aan de individuele lidstaten om het voorstel te vertalen naar nationale wetgeving. Dit zal waarschijnlijk dus ook voor Nederland effect gaan hebben.
Eén onderdeel van het Right to Repair-voorstel is om een online platform op te richten dat consumenten gemakkelijk in contact brengt met reparateurs in de buurt. Zo’n platform heeft Nederland al wel: het Nationaal Reparatieregister. Dit is een register met bedrijven die consumentenelektronica repareren en voldoen aan de eisen van de ‘Erkenningsregeling reparatiebedrijven elektronica’. Het gaat onder meer om de categorieën witgoed, beeld en geluid, telecom en ICT.
Verantwoordelijkheid producenten
Een ander systeem dat Nederland hanteert, is de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV). De UPV stelt producenten verantwoordelijk voor het afval dat zij produceren, waaronder huishoudelijke apparatuur die wordt weggegooid. Producenten die als eerste (bijvoorbeeld) elektronische apparaten de Nederlandse markt op brengen, moeten zelf een logistiek netwerk opzetten en financieren om bijhorend afval in te zamelen. Dit afval kan dan vervolgens worden gerecycled. De UPV-regeling stimuleert consumenten weliswaar niet om hun kapotte producten te laten repareren, maar vermindert wel de milieu-impact van afgedankte consumentenproducten.
Lees ook:
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in