Als we naar een circulaire economie willen toegroeien, moeten productiecentra flink onder de loep worden genomen, vooral in de mode- en textielsector. Duurzame ontwerpen worden namelijk dicht bij huis bedacht, maar hoe groen en sociaal die productie écht verloopt, hangt af van de middelen in verre landen. Fabrieken en machines in landen zoals Bangladesh zijn vaak enorm verouderd, want innoveren vergt investeren. En wie gaat dat betalen?
Toch zijn er fabrieken die proberen te verbouwen of vanaf de eerst gelegde steen groen besluiten te bouwen Het laatste was de strategie van de nu allergroenste fabriek ter wereld. Het gaat om Green Textile Limited unit-4, gelegen in het district Mymensingh. De fabriek kreeg 104 van 110 eco-punten van de LEED-certificering, de bekendste methodologie voor duurzame bouw wereldwijd. Daarmee stootten ze hun Indonesische voorganger van de troon.
LEED voor groene bouw
LEED-gecertificeerde productiefaciliteiten zijn zo gebouwd dat ze minder water, energie en natuurlijke hulpbronnen verbruiken. Doel daarvan is om de algehele impact van de ontwikkeling op het lokale, regionale en mondiale milieu te verminderen. De puntentelling, bedacht door de United States Green Building Council (USGBC), werkt volgens de BREEAM-methode en geeft het eindoordeel Certified, Silver, Gold of Platinum. De methodologie komt uit de Verenigde Staten, maar fabrieken over de hele wereld gebruiken LEED om duurzamer én efficiënter te werken. De voordelen zijn vaak ook voelbaar in de portemonnee, al duurt het even voor de investeringen zich uitbetalen.
Bangladesch is LEED-koploper
Intuïtief voelt Bangladesh misschien niet als de uitverkoren plek voor groene bouw, maar als we LEED als leidraad nemen, vind je er de duurzaamste faciliteiten. Sinds februari dit jaar is de helft van de top 100 LEED-fabrieken wereldwijd in Bangladesh te vinden en ook China doet het goed op de lijst. “Ze hebben veel geld geïnvesteerd in dit gebied”, zegt journalist Brett Mathews over de Bengaalse koplopers. Als duurzaam textiel expert bij Apparel Insider volgt hij de ontwikkelingen op de voet.
De belangrijkste punten waar de fabriek volgens Mathews op heeft gescoord zijn waterbesparende technieken, zonnepanelen en het ontwerp en de lay-out van de fabriek, waardoor de productiesnelheid wordt verhoogd en inefficiënties worden verminderd. “Veel ervan is eerlijk gezegd geen rocket science”, vindt de expert, “maar het is duur om fabrieken in deze gebieden achteraf zo aan te passen. Met nieuwbouw is dat veel beter te doen.”
Groene fabrieken staan zeker ook in Europa
Lang niet alle fabrieken zijn volgens de LEED-methode getest, dus we moeten geen voorbarige conclusies trekken over fabrieken die op hun eigen manier groen doen, of die bijvoorbeeld dichtbij produceren. Fabrieken in Europa zijn vaak beter in die zin dat veel meer van het energiegebruik afkomstig is van hernieuwbare bronnen. Zo gebruiken ze in China veel kolencentrales en in Bangladesh veel gas, weet Mathews. De kans dat productie in bijvoorbeeld Italië groener is, is dus aanzienlijk.
Nummer één: Green Textile Limited unit-4
Om te begrijpen waarom de nieuwste afdeling van Green Textile Limited bovenaan de LEED-lijst is geëindigd, spraken we met Vidhura Ralapanawe, de duurzame innovatiespecialist die de bouw van unit-4 heeft geleid. “We hebben twee dingen gedaan,” begint de expert, “allereerst is het een zeer geoptimaliseerd gebouw qua grondstofgebruik. Daarna hebben we naar de LEED-criteria gekeken en zoveel mogelijk daarvan geïntegreerd in ons ontwerp.”
LEED bestrijkt verschillende categorieën: van de luchtkwaliteit in gebouwen tot innovatieve machines en processen. De faciliteit van ruim vijfduizend vierkante meter scoort op alle gebieden bijna maximaal. Zo is 65 procent van het water dat in unit-4 wordt gebruikt afkomstig van opgeslagen regenwater (‘Water Efficiency’) en 60 procent van de stroomvoorziening komt van zonne-energie (‘Energy & Atmosphere’). Het energiegebruik wordt verder teruggedrongen door efficiënte led-verlichting, een energiezuinig koelsysteem en grote ramen die daglicht doorlaten.
De ‘Sustainable Sites’ sectie wordt aangepakt met actief beleid in grond- en watergebruik. “We gebruiken 51 procent minder water in vergelijking met de industriestandaard”, zegt Ralapanawe. Het design is zo dat hitte niet wordt geabsorbeerd, maar weerkaatst. 30 procent van het complex is bestempeld als groene zone met lokale planten en bomen – ter ontspanning. Het bewust opvangen en hergebruiken van regenwater is ook goed geregeld. Dat is niet onbelangrijk, want door klimaatverandering kampt Bangladesh met een droogteprobleem.
Over de categorie ‘Location and Transportation’ is ook serieus nagedacht. Bij het ontwerp is gekeken naar de omringende gemeenschap – de mensen die in de fabriek konden werken en hun duurzame reisopties naar de fabriek. “Als je kijkt naar de industrie in (hoofdstad, red.) Dhaka, zie je dat het gros van ver moet reizen en in pensions verblijft, ver weg van hun familie. Bij ons komen ze gewoon met de bus en de fiets.”
De bouw van geavanceerde machines komt de score niet altijd ten goede, legt Ralapanawe uit. Door sterke automatisering gaat het energiegebruik namelijk omhoog, maar op termijn loont het toch. “We hebben de beste tech opgespoord”, verzekert Ralapanawe. “We hebben RFID-tags waarmee de producten getraceerd kunnen worden. Er is een beheersysteem dat alle processen in het gebouw in kaart brengt, zodat we ze kunnen verbeteren. We hebben gloednieuwe boilers en geavanceerde back-upgeneratoren – de meest efficiënte die we konden vinden.”
Vrouwelijke supervisors op de fabrieksvloer
Al valt deze niet onder LEED, Green Textile focust ook op sociale waarden. “Alle eerstegraads supervisors zijn vrouwen”, legt Ralapanawe uit. “Qua culturele, communicatieve en empathische kant geloven we dat vrouwen beter presteren op die posities”. Voor de vierde unit van het complex is een speciaal managementprogramma opgericht om hen op te leiden voor die leidersposities. De cursussen leren skills aan die ze nodig hebben voor promotie, en bevatten les over machtsmisbruik en inclusie. Dat is uitzonderlijk, want traditioneel zijn alleen textielarbeiders vrouw en wordt er weinig aandacht besteed aan die ongelijkheid. Bovendien is er een kinderopvang op locatie, zodat moeders buiten de deur kunnen werken.
Eén vraag blijft open: gegeven dat merken niet meebetalen, is zo’n groene faciliteit dan wel rendabel? “Omdat onze fabriek slimmer ontworpen is, hebben we een voorsprong”, concludeert Ralapanawe. Tegelijkertijd ziet hij ook dat de eerste drijfveer niet financieel is. “Uiteindelijk zal de investering misschien zijn vruchten afwerpen, maar je moet niet alles benaderen van de financiële kant. Dit is hoe we onszelf zien als bedrijf.”
Meer lezen?
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in