“In 2030 komt 70 procent van alle elektriciteit uit hernieuwbare bronnen.” Zo staat het zwart op wit in het Klimaatakkoord dat dit kabinet uit wil voeren. Maar die 70 procent komt in gevaar nu het kabinet ook aangeeft in te willen zetten op waterstof. De industrie moet daarnaast processen elektrisch te maken, zodat er minder fossiele brandstof nodig is in deze sector. Voor die ontwikkelingen is namelijk een heleboel extra groene stroom nodig, en die is nog niet meegenomen in de ambitie voor uitbreiding van zon, wind en biomassa over tien jaar.
Vier tot vijf keer meer stroom nodig
Dat wordt een probleem. Chemiepark Chemelot in Limburg zegt bijvoorbeeld dat het in 2050 vier keer meer stroom zal gebruiken als nu door elektrificatie. Hoeveel dat in 2030 is weet het park nog niet, maar het zal meer zijn dan nu. En in het Klimaatakkoord staat dat de industrie groener kan worden door processen elektrisch te maken. Maar daarmee stijgt het stroomverbruik van de sector van 8 naar 24 terawattuur.
Lees ook: Afvalbedrijf experimenteert met afvang van CO2
Waar die stroom vandaan moet komen, is vooralsnog onduidelijk. Chemelot zoekt ‘actief de samenwerking met de andere bedrijven, (kennis)instellingen en betrokken overheden, om gezamenlijk deze ambities waar te kunnen maken’, aldus de website. Maar concrete plannen voor een groot wind- of zonnepark voor stroomvoorziening is er nog niet.
Volgend jaar praten
Dit is volgens Martien Visser, lector Energie & Netwerken bij de Hanzehogeschool Groningen en Manager Corporate Strategy bij Gasunie een onderbelicht probleem. “Er staat in het Klimaatakkoord dat partijen hier volgend jaar over gaan praten. Maar daar blijft het bij; er zijn geen concrete plannen om de extra stroomvraag te realiseren.” Volgens Visser is dit een structureel probleem, dat alleen opgelost kan worden door het hele systeem aan te pakken.
De groei van duurzame elektriciteit is namelijk een kip-ei-verhaal: er komen alleen nieuwe zon- en windparken als er genoeg vraag is (bijvoorbeeld van de industrie), maar de vraag komt alleen als er voldoende aanbod is. “Er zijn nu al momenten dat duurzame stroom te goedkoop is. Dat maakt het minder aantrekkelijk om erin te investeren. Als er meer wind- en zonneparken komen, zal de stroom nog goedkoper worden - totdat de vraag toeneemt.”
Maar zelfs als die vraag stijgt is het probleem niet opgelost, zegt Visser. “We moeten al gigantisch veel bijbouwen met de huidige, soms ongunstige prijzen, alleen maar om de 70 procent van het huidige elektriciteitsverbruik te verduurzamen. Als je dan nog meer duurzame elektriciteit wil installeren voor de industrie is dat niet zo makkelijk haalbaar.” Dit is overigens niet alleen een probleem in Nederland, maar in heel Noord-West Europa.
Wind laat zich niet regelen
Wat ook in de weg zit is dat duurzame stroom, bijvoorbeeld van wind, moeilijk te regelen is - je weet niet wanneer er een overschot aan wind is. “In theorie kan je een deel van de industrie laten werken zoals graanmolens vroeger: alleen produceren als het waait. Maar veel processen moeten continu gebeuren.”
Uiteindelijk betekent dat volgens Visser dat ook processen die elektrisch kunnen, soms nog deels op fossiele brandstof moeten draaien. Hybride systemen die - in ieder geval tot ver na 2030 - zowel op windstroom als op aardgas kunnen draaien. “En die installaties hebben dan niet als primair doel dat ze duurzamer zijn, maar dienen vooral om stroom te verbruiken als er overproductie is - zodat de prijs van duurzame stroom redelijk blijft.” In 2050 moeten die hybride installaties zonder aardgas kunnen, bijvoorbeeld door waterstof te gebruiken - dan is Nederland immers fossielvrij. Dan moet dan wel een waterstofmarkt worden ontwikkeld, en daarmee zijn we weer aan het begin van het verhaal. Want de ontwikkeling van zo’n waterstofmarkt vergt veel elektriciteit.
Lees ook: Waterstof uit Groningen krijgt duurzame toepassing in lokale industrie
Beeld: Adobe Stock
schrijf je in voor de nieuwsbrief
Wil jij iedere ochtend rond 7 uur het laatste nieuws over duurzaamheid ontvangen? Dat kan!
Schrijf je nu in