Koen Eising werkt ruim tien jaar als MVO manager bij netwerkbedrijf Alliander. Hij vindt het een prachtig bedrijf om voor te werken, omdat het onderdeel uitmaakt van ‘de oplossing’: het beheer van onze energie-infrastructuur klaarmaken voor de energietransitie. Voor hij bij Alliander startte, werkte hij voor diverse adviesbureaus op het snijvlak van duurzaamheid en organisatieontwikkeling. Hij studeerde bestuurskunde in Leiden en volgde later een master organisatie- en veranderkunde aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Sinds kort is hij medebestuurder van de net-opgerichte Impact Economy Foundation wat zich inzet voor de impact-economie.
Visie
Eising maakt onderscheidt tussen drie segmenten in de samenleving: consumenten, rijksoverheid en het bedrijfsleven. Elk van hen gaat op een eigen manier met duurzaamheid om. “Ik heb in mijn loopbaan echt nadrukkelijk gekozen voor de bedrijven als belangrijkste katalysator”, zegt Eising.
'Het maatschappelijk debat gaat inmiddels over wat wij waardevol vinden'
Het businessmodel van het bedrijfsleven zal moeten veranderen, denkt Eising. Hij verwacht dat er over vijf à tien jaar geen onderscheid meer is tussen normale bedrijven en zogenoemde social enterprises. “Dan vinden wij het net zo belangrijk om te rapporteren over het geld dat we verdienen en de diensten die we leveren als onze bijdrage aan het maatschappelijke doel wat we hebben gesteld.” Dat is precies wat hij nastreeft binnen Alliander: een positieve bijdrage leveren aan wat hij de brede maatschappelijke waarde-creatie noemt. “Onze bijdrage aan de energietransitie mag wat mij betreft net zo hard tellen als de betrouwbaarheid van energietransport”.
“Het maatschappelijk debat gaat inmiddels over wat wij waardevol vinden. Technisch weten we allang wat er moet gebeuren en er is kapitaal genoeg. De grote vraag is of we het willen en daar komt mijn fascinatie voor ‘impactmeten’ en brede welvaart vandaan. Het heel duidelijk meten en monetariseren van onze bijdrage aan brede welvaart. Maar ook ervaren wat het is om andere keuzes te durven maken.”
Leiderschap
“Volhouden”, met dat woord typeert Eising zijn manier van leiderschap. Het gaat erom stapje voor stapje vooruitgang te boeken. Om een organisatie mee te krijgen investeert hij veel tijd in de vraag waarom de organisatie aan de slag gaat met duurzaamheid. “Wat ik daarin belangrijk vind is dat de specialisten elkaar overtuigen. In elk vakgebied zijn er toekomstmakers die al weten hoe het moet. Peer to peer overtuiging noem ik dat.”
'Ik vind het belangrijk dat de specialisten elkaar overtuigen'
“Wat ik vervolgens doe is niet meteen beleid maken met de organisatie, maar met elkaar iets neerzetten wat nog niet eerder is gedaan.” Dit noemt Eising de innovatiefase. Het bouwen van een energiepositief kantoor in Duiven, het uitvragen van de eerste circulaire slimme meter, assurance op impactmetingen in het jaarverslag. Innovaties geven inzicht in de uitdagingen die nog in de weg staan. De derde fase is het fundamenteel aanpassen van de werkwijze en competenties op basis van de nieuwe inzichten. De transformatiefase.
Resultaat
Vijf jaar geleden startte Alliander met impact meten. Het bedrijf toont jaarlijks wat het bijdraagt op zes thema’s: financieel kapitaal, economisch kapitaal, intellectueel kapitaal, natuurlijk kapitaal, sociaal kapitaal en menselijk kapitaal. Hiermee gaat het naast de geldstromen en energiebetrouwbaarheid dus ook over kennisontwikkeling, impact op de planeet, bijdrage aan de sociale cohesie in de samenleving en het levensgeluk van de werknemers.
'Ik denk dat publieke bedrijven bij uitstek geschikt zijn om dat maatschappelijke doel veel harder neer te zetten'
Eising vindt het mooi dat inmiddels twaalf andere infrabeheerders het voorbeeld van Alliander volgen binnen het samenwerkingsverband Groene Netten. Hij speelt een belangrijke rol binnen dat netwerk. Daarnaast is hij voorzitter van het Themacenter Waarde van Infrastructuur binnen het samenwerkingsverband Next Generation Infra. “Ik denk dat publieke bedrijven, die gaan over de vitale infrastructuur, of het nou Prorail, Alliander, Tennet, Schiphol of de watersector is, bij uitstek geschikt zijn om dat maatschappelijke doel veel harder neer te zetten en te laten zien wat we daaraan bijdragen.”