Jan Mahy studeerde Natuurkunde aan de Universiteit Antwerpen. Na zijn promoveren ging hij aan de slag bij AkzoNobel. Hij werkte jaren aan de industriële productontwikkeling van garens, composieten, kunststoffen, coatings en technisch textiel. Vanaf 2007 vervulde Mahy verschillende leidinggevende functies bij het technisch textielbedrijf Low & Bonar. Met al die opgedane kennis en ervaring verruilde Mahy het bedrijfsleven voor de wereld van toegepast onderzoek en ging aan de slag bij hogeschool Saxion om te helpen studenten op te leiden tot innovatieversnellers in de wereld van kleding en textiel.
Visie
“Een duurzame toekomst is er een waarin alle Sustainable Development Goals (SDG’s) zijn gerealiseerd. Het gaat de goede kant op, want je ziet dat de afgelopen jaren veel aandacht is geweest voor SDG13 – klimaatactie, waar de voetafdruk van broeikasgassen naar beneden moet. Dat is ontzettend goed, maar we moeten het hele plaatje overzien. De doelen moeten niet op zichzelf staan, maar hand-in-hand gaan. Nu wordt bijvoorbeeld SDG12 – duurzame productie en consumptie, vaak vergeten. Het evenwicht tussen al die doelen is cruciaal en daar ligt de uitdaging voor de textielindustrie. Want hoe kan je op eerlijke, inclusieve wijze kleding produceren zonder die doelen geweld aan te doen? Geen fast fashion betekent dat er miljoenen mensen in zuidoost Azië zonder werk zitten. Geen synthetische vezels uit fossiele bronnen betekent dat er een enorme druk op landbouwareaal voor biovezels ligt, wat ten koste gaat van biodiversiteit. Een circulaire economie is een deel van de oplossing, maar dat kan alleen als mensen hun consumptiegedrag aanpassen. En dat kunnen we alleen doen door als een global community samen te werken.”
Leiderschap
“Om een duurzame toekomst te realiseren is “empathisch leiderschap” nodig: het invoelen en begrijpen van de ander. Waar leiderschap vooral níet uit moet bestaan is een concentratie van macht in één persoon en het overboord zetten van democratische en inspraakprocessen, ook al lijkt dat op korte termijn soms effectiever. Een concentratie van macht leidt niet tot zelfstandig denkende, vrije en kritische burgers. Blind achter een autoritaire leider aanlopen leidt uiteindelijk tot een doodlopende weg. We hebben iemand nodig die aanspoort om mensen zélf te laten denken, om feiten van fictie te onderscheiden. Het feit dat we 17 doelen tegelijkertijd moeten halen betekent dat we macht moeten delegeren. Niemand overziet het complete speelveld en daarom is een combinatie nodig van expertise, multidisciplinariteit én het vermogen je te verplaatsen in de ander.
Ik moedig leiders aan om kritisch te durven zijn op je eigen bedrijf en verdienmodel. Neem bijvoorbeeld een bedrijf dat kinderkleding verkoopt, wat ze heel zorgvuldig doen. Toch laten ze het textiel in Bangladesh maken, omdat het anders niet rendabel is. Waar in de keten kan je dan verbeteren? Er is namelijk niets vluchtiger dan kinderkleding: kinderen groeien snel en na één seizoen is het alweer tijd voor een grotere maat. Zie als bedrijf mogelijkheden om hierop in te spelen. Je zou een digitaal platform kunnen opzetten waarbij je gedragen kleding van één seizoen kan doorverkopen voor een goedkopere prijs. Die innovatieve, slimme oplossingen juich ik alleen maar toe, naast de technologische oplossingen waar onze onderzoekers aan werken.”
Impact
“Met een heel team van onderzoekers en docenten leiden we studenten op tot vernieuwende, verantwoordelijke jonge mensen die een goed evenwichtig beeld hebben over wat er nodig is om een duurzame samenleving te bereiken. We stellen ons steeds vraag: hoe bereik je dan zo’n duurzame samenleving? Aan ieder project koppelen we tenminste één SDG, maar hoe meer SDG’s we met een project verbeteren, hoe beter.
We moeten onze textielketen veranderen van lineair naar circulair. Dat betekent dat de stappen van een grondstof tot aan de afvalberg drastisch aangepakt moet worden. We moeten van grondstoffen zoals katoen weer een herbruikbare grondstof maken en onderzoeken welke duurzame(re) alternatieve grondstoffen ingezet kunnen worden, zoals bijvoorbeeld hennep. En daar hebben we onderwijs en onderzoek, overheden en ondernemers voor nodig. In 2030 moet 50 procent van alle textiel in Europa bestaan uit gerecycled of biobased materiaal. In 2050 moet dat honderd procent zijn. Dat zijn hele duidelijke mijlpalen waar we naartoe moeten. De overheid is nu aan zet met prikkels om consumenten te stimuleren, zoals met een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid of ontheffingen voor kleding gemaakt van duurzame materialen. Maar ook moet het bewustzijn bij de consument zichtbaar worden. Als we écht willen veranderen, moeten we onze houding aanpassen.”